Data en de digitale transformatie

Departement CJM organiseerde begin maar 2020 een bijeenkomst over digitale transformatie in de cultuursector. Voor Kunstenpunt was collega Tom Ruette erbij, hoofd informatiebeheer, onderzoek en kennisontsluiting. Hij vat enkele bevindingen samen.

  1. De digitale transformatie betekent dat kunstenaars en kunstenorganisaties allerhande digitale tools in gebruik hebben genomen (van boekhouding over planning tot ticketing en promotie), en die digitale tools genereren data. Als we die data op een verstandige manier kunnen capteren, kan dat bijdragen aan een verbeterde monitoring van het veld, en tegelijk zorgt het voor een reductie in de administratieve planlast van de kunstenaars en kunstenorganisaties.
  2. Een switch naar zo een geautomatiseerde dataverzameling kan misschien de planlast bij de kunstenaars en kunstenorganisaties verlagen, maar vergt wel een ingrijpende herdenking van de manier waarop data nu verwerkt en beheerd wordt in de cultuursector (van departement cultuur over steunpunten en fondsen tot de commerciële partners die de digitale tools aanbieden). De kernwoorden hier zijn: decentralisering, afsprakenkaders, open data en automatisering. De vraag naar een Digitale Bouwmeester (door VAi) was volledig terecht: heel wat bouwblokken worden vandaag al ontwikkeld, niet in het minst bij de grote partners Cultuurconnect, publiq en meemoo, maar zeker ook bij Kunstenpunt, en als die bouwblokken aansluiting vinden bij deze ingrijpende herdenking, dan kan het iets heel moois opleveren.
  3. De digitale transformatie, gekoppeld aan de uitdaging van dataverzameling, is voornamelijk een werk van lange adem achter de schermen. Er werd door de Secretaris-Generaal van het departement opgeroepen om een sprankelend, commercieel winstgevend en overkoepelend project te definiëren waaronder het noeste werk kan verricht worden. Hij verwees daarbij naar het werk van de PXL hogeschool. Hoewel de oproep voor een overkoepelend project steek houdt, moeten we toch heel sterk voor ogen houden dat de uitdaging ligt in het verzamelen van monitoringdata op zo een manier dat het geen extra werk schept voor de kunstenaars en kunstenorganisaties, en niet in het bouwen van enkele leuke tools. Ik onthou daarbij dat de meerwaarde van het werk aan de PXL ligt in het feit dat er al heel wat datasets zijn opgekuist en klaar zijn gemaakt voor analyse, niet dat we ooit te weten gaan komen of er meer bier gedronken wordt tijdens een jazzconcert dan tijdens een metalconcert. Dat soort van snufjes is te makkelijk.

Voor de gelegenheid werd elke deelnemende organisaties gevraagd om kort een visie mee te geven met betrekking tot de vier domeinen uit het memorandum van VIAA, publiq en cultuurconnect van vorig jaar: digitale content, digitale infrastructuur, digitale competenties en digitale innovatie. Ik deel graag wat we vanuit Kunstenpunt naar voren schoven.

Digitale content

Data en metadata zijn een vorm van digitale content en vallen dus binnen de scope van het memorandum. We beginnen met het onderscheid tussen gestructureerde data (in een tabel of databank, geaggregeerd tot cijfermateriaal of een andere machine-leesbare vorm) en niet-gestructureerde data. Daarnaast is er het onderscheid tussen gegevens die je dag-in-dag-uit moet bijhouden (omdat ze anders spoorloos weg zijn), en gegevens die je kan verzamelen aan de hand van bevragingen of andere methodieken (bv. interview, focusgroep).

De grootste uitdaging ligt in het dagelijks bijhouden van gestructureerde gegevens. Niet alleen is het veel werk, maar soms vragen mensen zich ook wel af waarom ze die gegevens zouden bijhouden. Hier zijn drie redenen om dag-in-dag-uit te monitoren:

  • Geheugen van de sector: artistieke activiteiten zijn vaak efemeer (tentoonstellingen, concerten, voorstellingen, etc.); als metadata erover niet bijtijds verzameld worden, is het bijzonder moeilijk om ooit nog sporen over die activiteiten te traceren. Kunstenpunt verzamelt die metadata zo goed en zo kwaad mogelijk.
  • Accountability: sommige transacties moeten gedocumenteerd worden voor redenen van verantwoording. Het gaat daarbij uiteraard over bepaalde financiële transacties (zeker als het gaat over subsidies), maar ook over alumni, lidmaatschappen, vrijwilligers, tewerkstelling, ticketing, verkoop, distributie, auteursrechten, etc.
  • Startpunt voor onderzoek: de (meta)data die dag-in-dag-uit verzameld worden zijn vaak niet bijzonder gedetailleerd (omdat het anders ook gewoon te veel/onkies wordt om bij te houden), maar die sporen kunnen wel een insteek zijn om verder materiaal op te gaan zoeken in het kader van onderzoek.

Digitale competenties

Een belangrijke digitale compententie is om te zien welke technologische mogelijkheden op een zinvolle manier kunnen ingezet worden in de complexe realiteit. Het is dus inherent aan digitale compententies om ook een goed inzicht te hebben in wat er leeft buiten de technologie. Daarom is het belangrijk om te zien welke veranderingen in de kunstensector hebben plaatsgevonden, en welke consequenties die hebben voor het inzetten van technologie. Hier enkele puntjes uit de Landschapstekening die ik later in verbinding breng met technologische uitdagingen:

  • de internationale mobiliteit van kunstenaars en kunstenorganisaties is bijzonder hoog, en tegelijk wordt er ook sterk ingezet op hyperlokaliteit.
  • met een terugtrekkende overheid zijn kunstenaars en kunstenorganisaties nog meer genoopt zich te financieren uit een mix van private en publieke gelden.
  • doordat het creatieproces (en soms de distributie) ook geënt is op digitale technologie, vervaagt de lijn tussen de kunsten en het erfgoed. Het erfgoed van morgen zijn de kunsten van vandaag, maar de manier waarop dat erfgoed ontstaat binnen de kunsten heeft een impact op de manier waar het beheerd moet worden.
  • door de democratisering van het maakproces, de distributie en de promotie wordt het onderscheid tussen professioneel en amateur minder duidelijk.

Digitale competentie bestaat erin te zien hoe die veranderingen in de kunstensector opgevangen, begeleid en ondersteund kunnen worden met digitale technologie.

Digitale infrastructuur

En dat roept dan natuurlijk de vraag op: welke data moeten we, dag-in-dag-uit en gestructureerd, verzamelen? We moeten wel kiezen, niet alleen uit ethische/privacy gronden, maar ook omwille van de haalbaarheid. Wat houden we bij, op welk niveau van aggregatie, en met welke graad van openheid?

Idealiter laat je die keuze leiden door gerichte onderzoeksvragen. Maar zoals we hierboven (kopje “digitale content”) vaststelden kan je het niet permitteren om bepaalde gegevens niet onmiddellijk op te slaan. Voor sommige data moet er dus een digitale infrastructuur zijn die gegevens veilig opslaat, en ontsluit op een manier die de privacy van kunstenaars garandeert.

We identificeren daarom drie domeinen waarover gestructureerde data dag-in-dag-uit moet verzameld worden:

  • de financiering van de kunsten: van verkoopcijfers over tewerkstelling tot ontvangen subsidies
  • de publieksactiviteiten van kunstenaars en kunstenorganisaties
  • referenties naar materialen die de werken van kunstenaars en kunstenorganisaties recenseren en erover reflecteren

De uitdaging hier is dat die infrastructuur noodzakelijk zo dicht mogelijk bij de kunstenaars en kunstenorganisaties moet zitten (data verzamelen waar de expertise zit + privacy), maar op termijn eigenlijk beheerd moet worden vanuit een erfgoedlogica.

Digitale innovatie

De vraag die in de laatste paragraaf hierboven gesteld wordt is meteen de sleutel tot de digitale innovatie die nodig is om op een goeie manier monitoringdata te verzamelen over de kunsten, zonder dat daarbij de planlast voor kunstenaars en kunstenorganisaties verhoogt.

Hier zijn drie werkpunten:

  • we moeten voor deze verzamelstrategie radicaal overstappen op een decentrale infrastructuur, omdat de verzameling dan gebeurt waar de expertise is en de controle over de data daar blijft waar ze moet zijn. Maar, dit vergt een complex samenwerkingsverband om te garanderen dat het “only once principle” gehandhaafd wordt (zodat de ene niet verzamelt wat een ander al verzamelt)
  • Om de planlast te verminderen (en om toch de kwaliteit van de monitoringdata te garanderen) moet data automatisch uit de digitale tools die al gebruikt worden door kunstenaars en kunstenorganisaties rollen. De ervaring bij Kunstenpunt leert dat daardoor het probleem verschuift van het verzamelen naar het beheren.
  • Kunstenaars en kunstenorganisaties laten zich niet opsluiten in een regionale (lokaal, bovenlokaal, regionaal, nationaal, internationaal) of decretale (kunsten, sociaal-cultureel, jeugd, …) administratieve eenheid. De dataverzameling kan dus ook niet opgesloten worden binnen zulke administratieve eenheden. Het verbinden van alle decentraal verzamelde gegevens gebeurt dus best met internationale ambities als startpunt, en binnen een at arm’s length structuur.

Kunstenpunt bouwt hierover al veel ervaring op. We werken zelf aan het verzamelen en analyseren van data over de internationale spreiding van liveacts door Belgische artiesten, en publiceerden daarover al de cijferstudie Have Love, Will Travel. Ik hou in de gaten hoe we promotiekanalen kunnen oogsten om activiteitengegevens te verzamelen, zoals Google dat al doet. Tegelijk onderzoeken we of data over beeldende kunsten niet kunnen ingekocht worden vanuit artfacts.net. Tegelijk werken we eraan om meemoo te voorzien van metadata.

Je leest: Data en de digitale transformatie