Hybride economie

De minister spreekt in de Strategische Visienota Kunsten zijn waardering uit voor het ondernemerschap van kunstenaars en kunstorganisaties en wil dit verder stimuleren. Opmerkelijk is dat hij dit verbindt aan zelfredzaamheid, zonder dat begrip nader toe te lichten. Wat zou hij daarmee bedoelen?

Opmerkelijk: op bijna elke pagina van de Strategische Visienota Kunsten staat (bedrijfs)economische taal. Een bloemlezing: professionaliseren, competitief voordeel, groeimodel, strategische keuzes, innovatie, impact, meten, uniciteit en positionering, meerwaardecreatie, management, heroriëntering, fusies, toegevoegde waarde, investeren, valoriseren, exporteren, kritische succesfactoren, ondernemerschap, bedrijfsbeheer, rechtspositie, onderhandelingspositie, aanvullende financieringsbronnen, economische weerbaarheid, competitief nadeel, marktfalen, marktprijs, schaalvoordelen, beleving, lokale verankering, operationele efficiëntie en effectiviteit, monitoring, verdienmodellen … 

We proberen hier content te tonen van YouTube.

Kunsten.be gebruikt minimale cookies. Om inhoud te zien die afkomstig is van een externe site, kan die site bijkomende cookies plaatsen. Door de inhoud te bekijken, aanvaard je deze externe cookies.
Lees meer over onze privacy policy.

Bekijk de video op YouTube

Kleine geschiedenis

Het kunstenbeleid heeft zich altijd verhouden tot economische thema’s. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw eigende de overheid zich een marktcorrigerende taak toe: eerst spitste de discussie zich toe op kwaliteit en op democratisering; vernieuwing kwam later op de agenda, o.a. met de vervanging van het Theaterdecreet (1975) door het Podiumkunstendecreet (1993).

De komst van commerciële televisie (1989) betekende een scharnierpunt: er ontstond een doorstroming van middelen en vedetten tussen het scherm en de podia. Men begon te spreken over culturele industrie en vroeg daarvoor steun van de overheid.

Met het Muziekdecreet (1998) komen er voor het eerst subsidiemogelijkheden voor populaire muziek, op voorwaarde dat de aanvragers een non-profit structuur hadden. In deze periode ontwikkelden de Vlaamse Commissie Beeldende Kunst en de administratie cultuur een ‘predecretale regelgeving voor de beeldende kunstsector’, al bleef de verwevenheid met het erfgoedbeleid zeer sterk.

Het Kunstendecreet dat in voege trad in 2006, verving deze sectorale reglementering door één overkoepelende overheidsbenadering voor alle kunsten met uitzondering van letteren en film. Vennootschappen kunnen nu een subsidie voor een kunstproject aanvragen op voorwaarde dat de projectbegroting zonder winstoogmerk is opgesteld.

Wat zegt de wetenschap?

Tegelijkertijd ontwikkelden ook cultuureconomie en -management zich als wetenschappelijke disciplines. Academici houden er verschillende benaderingen van culturele economie en dito ondernemerschap op na, wat leidt tot specialisaties zoals impactstudie, prijsdifferentiatie en publieksonderzoek.

In cultuur is – net als in onderwijs, fundamenteel onderzoek, infrastructuur en zorg – sprake van marktfalen. De werking tussen vraag en aanbod schiet tekort, waardoor er gaten kunnen vallen. Investeringen in al deze maatschappelijke domeinen, waarvan de vruchten mogelijk pas over een langere termijn zullen kunnen geoogst worden, vinden individuele burgers of bedrijven te risicovol.

Collectief investeren van publieke middelen door de overheid is dan een alternatief. Overheden hebben verschillende instrumenten om kunstbeleid vorm te geven: direct via subsidies aan kunstenaars en kunstorganisaties en indirect via regelgeving of onderwijs en vorming.

Het belang van het Kunstendecreet als instrument voor de directe ondersteuning van de professionele kunsten is wetenschappelijk bewezen. Onderzoek van de steunpunten in samenwerking met de Economiefaculteit van de KU Leuven op cijfers van structureel gesubsidieerde kunstorganisaties kon in 2013 de haalbaarheid van marktwerking koppelen aan artistiek genre, schaal en functie van organisaties in de podiumkunsten en de muziek. Deze variabelen hebben zowel elk apart invloed als samen (interdependenties).

Daarnaast blijkt dat de andere helft van de verschillen in marktgerichtheid niet vanuit die cijfers verklaard kon worden. Men dacht daarbij aan variabelen zoals infrastructuur die een organisatie ter beschikking heeft, beleid rond fair pay en samenwerking met andere organisaties. Binnen het kunstenveld kunnen de noden heel verschillend zijn en deze diversiteit vraagt diepgaand onderzoek. De conceptualisering van economische begrippen als marktfalen, marktafhankelijkheid en verdienmodellen van kunstenorganisaties leidt dus niet tot kant en klare beleidsadviezen.

We weten nu wel dat in tal van kunstvormen de combinatie van verschillende inkomstenbronnen (ticketverkoop, coproductie, merchandising, rechten, zaalverhuur, advertising, sponsoring, filantropie…) zelfs samen niet tot duurzame creatie en beleving van kunst zullen leiden.

In 2019 verscheen het rapport ‘Ondernemen in Cultuur. Een beschrijvend, praktijkgericht onderzoek naar werken en ondernemen in en financieren van de Vlaamse cultuursector’ in opdracht van Cultuurloket. Op basis van een literatuurstudie bekijken de auteurs van Universiteit Antwerpen en IdeaConsult ‘ondernemen’ door een ruimere bril dan een puur economische, namelijk als een attitude.

De onderzoekers stellen op basis van een online bevraging vast dat het ondernemend gedrag om kansen in de omgeving te zoeken, te vinden en te benutten zeer gelijkend is over alle culturele en creatieve sectoren heen. Er blijkt ook weinig verschil tussen de ondernemende attitude in organisaties en in individuele praktijken. De conclusie luidt:

Verrassend genoeg blijkt de zin voor ondernemen in alle subsectoren van de diverse Vlaamse cultuursector even groot. Hoewel een individuele beeldend kunstenaar voor de ontwikkeling van een eigen praktijk helemaal anders tewerk zal gaan dan een museum, een mode-ontwerper of een sociaal-cultureel project, loopt hun ondernemersattitude behoorlijk gelijk.

Dit onderzoek stelt vast dat de cultuursector ondernemender is dan algemeen gedacht en dat kan sector en beleid inspireren tot een andere kijk op dit thema. 

Het is complex

Het is ook maar de vraag of ‘de markt’ de waardenreferentie kan zijn in het kunstenbeleid. Het multidisciplinair onderzoek naar De Waarde van Cultuur brengt onze aandacht ook naar de onmeetbare maatschappelijke effecten van kunst en cultuur. Het rapport stelt dat politiek en economie allebei cultuur nodig hebben.

Het vinden van een goede balans in deze driehoeksverhouding is een uitdaging: teveel overheid kan leiden tot overregulering of besluiteloosheid; teveel markt tot privatisering of competitie. De Vlaamse overheid beschikt nauwelijks over reguleringsmogelijkheden inzake private actoren als galeriehouders, evenementenbureau’s, multinationale streamingplatformen, uitgevers of mediaconcerns… ‘markt’ is in de beleveniseconomie geen éénduidig concept en op zich ook vol ongelijkheden.

In de conceptnota “Een langetermijnvisie voor aanvullende financiering en ondernemerschap in de Vlaamse cultuursector” stelt de vorige Vlaamse regering in 2017 trouwens vast dat ze op eigen kracht een pak ideeën niet kan realiseren, omdat ze daar ook na zes staatshervormingen doodgewoon de bevoegdheid niet voor heeft. Een minister van cultuur kan de beleidsplannen dus zowel versterkt of doorkruist zien door beslissingen van politici met andere bevoegdheden of op andere bestuursniveaus (bijvoorbeeld auteursrechten, tax shelter, bestaanszekerheid, cultuurcentra…).

Kunstenaars en organisatoren ontmoeten daardoor wel eens extra drempels en soms detecteren en benutten ze ondernemend maatschappelijke systeeminefficiënties en zetten ze die om in artistiek succes. Denken we aan de verlaten gebouwen die ze nieuw leven inbliezen of de internationale financiering van de dans of de klassieke muziek. De wisselwerking tussen publiek en privaat initiatief is ook een van de sterktes, lees “historische verdiensten”, van de artistieke ecosystemen in Vlaanderen. Bij de gemiddelde kunstendecreetorganisatie maken de Vlaamse subsidies 37% uit van de totale opbrengsten.

Voorbij de cijfers: betekenis

Terug naar het eerder geciteerd onderzoeksrapport dat ondernemen in cultuur een dynamische notie geeft. Gevraagd naar de belangrijkste doelstelling zetten organisaties hoge kwaliteit op de eerste plaats en kiezen individuen voor het ontwikkelen van de eigen praktijk. Financiële doelstellingen komen daarna pas; een punt van onderscheid met een traditionele commerciële context en de vaststelling van de sterke waarde gedrevenheid in de cultuursector. ‘Groei’ krijgt hier dus eerder een kwalitatieve dan een financiële definitie en die is moeilijker te meten. In de Landschapstekening Kunsten brengen we verhalen van kunstpraktijken die artistieke, menselijke en sociale waarden sterk met elkaar vervlechten. 

Uit de gegevens blijkt echter ook dat respondenten over het algemeen meer de nadruk leggen op exploitatie (het verfijnen en versterken van de bestaande werking) dan op exploratie (ontwikkeling en vernieuwing). Beide elementen zijn nodig voor de continuïteit en vragen daarom allebei aandacht en middelen.

Deze balans kan dynamisch zijn; in de ontwikkeling van een werking of praktijk kunnen periodes van exploratie en exploitatie elkaar opvolgen. Het is ook mogelijk om in het ene project aan exploitatie te werken en tegelijk de exploratie te doen voor de ontwikkeling van een nieuw idee. Bij gebrek aan exploratie dreigt een constante overlevingsmodus, waarbij men van opdracht naar opdracht leeft zonder zicht op het geheel of op de langere termijn.

Eenzelfde bedreiging werd ook in de Landschapstekening Kunsten aan de orde gesteld: kunstenaars en organisaties werken al met een mix van diverse inkomstenbronnen, maar die staan allemaal onder druk. De laatste tien jaar daalden de middelen bij overheden en in winner-takes-all markten gingen sterkere machtsconcentraties bij grote spelers gepaard met precarisering van kleine spelers en een missing middle. Onder die toenemende druk zijn individuen en organisaties niet minder, maar juist meer gaan doen.

Aan deze vorm van zelfredzaamheid zijn menselijke en artistieke grenzen en via een initiatief als Juist is Juist zet de kunstensector daarin collectief stappen. De overheid heeft nu wel degelijk de sleutels in handen om een toekomstgerichte systeemvernieuwing te steunen. 

Credits

Bij de redactie werden teksten herlezen van Els Baeten, Dirk De Corte, Robin D’hooge, Patrick De Rynck, Dirk De Wit, Delphine Hesters, Joris Janssens, Simon Leenknegt, Mariana Mazzucato, Annick Schramme, Ward Van de Velde, Dries Van Doninck, Bart Van Looy,  Bruno Verbergt, Valerie Verhack e.v.a.

Je leest: Hybride economie