Structurele subsidies via het Kunstendecreet

Welke bedragen gaan er naar structurele subsidies binnen het Kunstendecreet? Over hoeveel organisaties gaat het? En hoe zat dat vroeger? Hier krijg je de antwoorden.

In de nieuwe Strategische Visienota Kunsten kondigt minister Jambon een hervorming van het Kunstendecreet aan, met vier subsidiecategorieën. Projectmatige middelen zouden worden ondergebracht in de ‘dynamische ruimte’, structurele subsidies komen in drie soorten: die voor het ‘brede veld’, die voor ‘kerninstellingen’ en die voor ‘kunstinstellingen’. Hoewel de Visienota geen bijkomende besparing op het totale kunstenbudget aankondigt, streeft deze wel naar nieuwe evenwichten binnen de beschikbare middelen.

In eerdere studies en artikels bespraken we de projectmatige middelen binnen het Kunstendecreet. Meer dan 90% van de totale middelen gaat nu echter naar organisaties met een structurele werking. Hoewel we elders al de huidige verdelingen binnen die structurele subsidies analyseerden, hadden we nog geen volledig zicht op de evolutie van die middelen over de jaren heen. Zo’n overzicht zou de discussies kunnen voeden in het licht van de nakende hervorming van het Kunstendecreet.

Over hoeveel organisaties gaat het?

Daarom verzamelde Kunstenpunt informatie uit verschillende bronnen (zoals de begrotingscijfers voor 2020 of de jaarverslagen van het voormalige Agentschap Kunsten en Erfgoed). Zo kwamen we tot een overzicht van structurele subsidies tussen 2006—toen het Kunstendecreet in werking trad—en 2020. We beginnen met deze tabel met het aantal organisaties dat structurele subsidies ontving in die periode.

De tabel verwijst naar twee types van structurele subsidies [1]:

  1. Werkingssubsidies: professionele kunstenorganisaties kunnen deze aanvragen om voor meerdere jaren continue ondersteuning te genieten. Links in de tabel worden de verschillende rondes van werkingssubsidies weergegeven. In de tweede kolom van rechts vinden we het aantal organisaties met werkingssubsidies. Tussen 2006 en 2016 schommelt dat aantal tussen 250 en 280 per jaar. In de huidige ronde van werkingssubsidies gaat het nog over 209 organisaties.
  2. Subsidies voor kunstinstellingen: in tegenstelling tot de werkingssubsidies, kan niet elke organisatie hier zomaar een aanvraag voor indienen. In de huidige regeling bepaalt de Vlaamse Regering welke organisaties hiervoor in aanmerking komen. Diezelfde Vlaamse Regering sluit ook beheersovereenkomsten met de kunstinstellingen af. Vroeger sprak men van ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’. Het aantal instellingen (eerste kolom rechts) is beperkt: van 5 in 2006 tot 7 in 2020.

De aantallen veranderen tussen rondes van werkingssubsidies. Bij elke ronde vallen er immers organisaties uit of stromen er in. Tot en met 2016 verliepen er gelijktijdig subsidierondes met verschillende termijnen. De aantallen wijzigen ook los van de wissels in subsidierondes: een organisatie stopt zijn werking, verliest zijn recht op subsidies, wordt tot kunstinstelling benoemd of verhuist naar een andere subsidieregeling dan het Kunstendecreet.

Over hoeveel werkingssubsidies gaat het?

Onderstaande grafieken geven de evolutie van de subsidiebedragen weer. Grafiek 1 focust op de werkingssubsidies. Die budgetten wijzigen doorheen de jaren omwille van bovenvermelde redenen—nieuwe subsidierondestopzetting van organisaties, verhuis van of naar andere subsidieregeling— omwille van indexeringen, omwille van besparingen of omwille van het samenvoegen van subsidieregelingen. Op de grafiek worden enkele belangrijke redenen voor wijzigingen vermeld.

In 2006 is het totale bedrag aan werkingssubsidies via het Kunstendecreet iets meer dan 64 miljoen euro. Dat jaar was het Muziekdecreet nog in voege, dat in 2007 overging in het Kunstendecreet. Op dat moment komen er dan ook 75 muziekorganisaties bij en groeit het budget aan werkingssubsidies aan tot ca. 87 miljoen euro. In 2010 bereikt het bedrag zijn hoogste peil (meer dan 96 miljoen), ondanks de ‘kaasschaaf’ onder minister Schauvliege. Na een tweede besparingsronde in 2011 belandt dit op ca. 93 miljoen euro.

Een grotere knik naar beneden komt in 2015, als gevolg van een besparing onder minister Gatz en de verhuis van veertien organisaties naar subsidies via het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). De totale budgetten stijgen in latere jaren, mede door geld te integreren uit andere, uitdovende regelingen, zoals de provinciale middelen voor cultuur (2017) [2] of de gescomiddelen (2018).

We merkten al op dat het aantal organisaties met werkingssubsidies vanaf 2017 daalde. Het gemiddelde bedrag aan werkingssubsidies stijgt in die periode. Van gemiddeld ca. 350.000 euro per organisatie (tot en met 2016) gaat het naar gemiddeld ca. 440.000 euro per organisatie.

In 2020 landen de werkingssubsidies, na de besparing onder minister Jambon, op een bedrag rond 90 miljoen euro. (Let wel: voor 2019 en 2020 gaat het over begrote bedragen en nog niet over effectief bestede budgetten.)

Over hoeveel subsidies voor de kunstinstellingen gaat het?

Grafiek 2 focust op de structurele middelen aan kunstinstellingen. De evolutie van deze middelen staat los van de bovenvermelde rondes van werkingssubsidies. Ook zien we dat de besparingsrondes anders verlopen voor deze instellingen.

In 2006 vinden we een bedrag terug van meer dan 36 miljoen euro voor de 5 toenmalige instellingen (deSingel, deFilharmonie, Vlaamse Opera, Koninklijk Ballet van Vlaanderen en Vlaams Radiokoor en Orkest). De eerste besparingsronde onder minister Schauvliege slaat ook hier toe. Van 44 miljoen in 2009 gaat het totaalbedrag naar 41 miljoen in 2010. Ancienne Belgique is formeel erkend als instelling sinds 2008, maar de overgang in subsidiewijze volgt pas in 2011. In datzelfde jaar worden de instellingen ontzien van de tweede besparingsronde onder Schauvliege.

In 2013 fusioneren het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en de Vlaamse Opera—met een krimp in de subsidie voor die laatste. In dat jaar wordt deSingel omgevormd tot twee organisaties: deSingel Kunstencentrum en de Beheerscommissie Singel vzw (die de gebouwen beheert). De subsidie voor de Beheerscommissie werd niet in de grafiek opgenomen.

Met het nieuwe Kunstendecreet worden de Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap die ondersteund worden via het Kunstendecreet herdoopt tot kunstinstellingen. In de besparingsronde onder minister Gatz moeten de kunstinstellingen ook besparen, zij het verhoudingsgewijs minder dan organisaties met werkingssubsidies.

Door het nieuwe decreet kunnen er ook organisaties bijkomen als nieuwe kunstinstelling. Dat gebeurt in 2017, wanneer Concertgebouw Brugge en Vooruit dit statuut krijgen. In 2020 volgt tot slot de besparing onder minister Jambon en komt het totale bedrag op ca. 58 miljoen euro. Ook hier besparen de kunstinstellingen minder dan bij de werkingssubsidies. Opera Ballet Vlaanderen krijgt hiernaast nog een beleidsimpuls van 1,5 miljoen euro.

Meer details

Hierboven bespreken we de voornaamste veranderingen in de werkingssubsidies en subsidies voor kunstinstellingen tussen 2006 en 2020. Wie meer details wil bij de evolutie van deze middelen kan deze tabel downloaden. In dit artikel ligt de focus op het Kunstendecreet. Wie zicht wil krijgen op de andere middelen die structureel gesubsidieerde kunstenorganisaties aanwenden, kan terecht in het Cijferboek Kunsten.

Voetnoten:

[1]werden niet opgenomen in de tabel en de grafieken: organisaties die ‘nominatim’ worden opgenomen in de begroting van kunstensubsidies.

[2] De provinciale middelen werden al sinds 2014 (gedeeltelijk) via het Vlaamse niveau uitgekeerd. Tot en met 2016 waren die middelen echter nog apart geoormerkt. In 2017 maakten ze volledig deel uit van de budgetten voor de kunsten van de Vlaamse overheid. Daarom worden ze hier pas vanaf dat jaar meegerekend.

Je leest: Structurele subsidies via het Kunstendecreet