Kunstbeleid in zicht: zeven topics voor gesprek

De nieuwe Strategische Visienota Kunsten kondigt een fundamentele hervorming aan van het Kunstendecreet. Eén van de meest in het oog springende wijzigingen is een reorganisatie van het gesubsidieerde kunstenveld, dat vanaf nu in vier segmenten wordt ingedeeld. Vlaamse kunsten staan vandaag aan de Europese en de wereldtop. Het belangrijkste doel is om dat niveau van de Vlaamse kunsten te behouden, en zelfs te laten overstijgen.

De Strategische Visienota pikt breed gedeelde besognes in het veld op – meerstemmigheid, landschapszorg, fair practice en het centraal stellen van de kunstenaar, om er maar enkele te noemen – en kondigt overleg aan met de sector. Die thema’s zijn breed gedragen.

Minder breed lijkt het draagvlak voor de nieuwe vierledige structuur. Het is nog onduidelijk hoe die zal bijdragen tot de dynamiek in het veld, die het uiteindelijke doel van het nieuwe beleid uitmaakt. Bij de concretisering is grondig overleg met de sector aangekondigd, bij wijze van tentatieve agenda lijsten wij alvast zeven gespreksthema’s op.

LANDSCHAP IN PERKEN

De Visienota introduceert 

  • een Dynamische Ruimte waarin alle projectmatige middelen worden verdeeld (projectsubsidies, beurzen, doorbraaktrajecten…); 
  • het Brede Veld, met daarin de vijfjarig gesubsidieerde spelers; 
  • een nog te specifiëren groep Kerninstellingen die langere periodes van bestaanszekerheid krijgen; 
  • en de reeds gekende Kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap.

Uitwisseling en samenwerking tussen deze groepen wordt aangemoedigd, maar doorstroom van de ene naar een andere wordt moeilijker, en combinaties van middelen (zoals een basiswerking aangevuld met projectsubsidies) kunnen niet langer. 

Al wordt het niet expliciet geschreven (men kan zich immers aanmelden voor elk van de vijf decretale functies), het ziet ernaar uit dat met de Dynamische Ruimte in de eerste plaats kunstenaars worden geassocieerd, individueel of in collectieven. Men pint zich niet vast op de “vorm” van deze Ruimte (decretaal of verfondst?). Minimumpercentages worden niet genoemd. Maar het is wel duidelijk dat de forse besparingen in de projectenpot van het begin van de legislatuur worden teruggeschroefd. Deze spelers koesteren best niet de ambitie om door te stromen naar het Brede Veld, meerjarige projecten blijven wel mogelijk. Dit wil zeggen dat er meer ruimte zal zijn voor ontwikkeling en productie van een werk of een ander initiatief, en ook voor artistiek-inhoudelijke visievorming.

Artistieke kwaliteit primeert als subsidiecriterium, daarnaast worden dossiers gewogen op hun internationaal niveau, rekening houdend met de artistieke maturiteit van indiener of initiatief. Een open vraag, en een eerste topic voor verder gesprek, is hoe die internationale vereiste in verhouding staat tot kunst als gemeenschapsvormend element, tot de inclusiviteit die met de Visienota wordt nagestreefd, of tot draagvlakcreatie. 

Vergelijkbare vragen bestaan in het vijfjarig ondersteunde Brede Veld. Lokale verankering kan perfect combineerbaar zijn met een internationale blik (dat zie je in stadstheaters, concertpodia, kunsthallen en kunstencentra, middelgrote spelers met stevige publiekswerking). Maar dit is niet altijd het geval: wie excelleert in participatie kan zich moeilijk meten met internationale peers. En ook wie voor de ontwikkeling van opkomend talent kiest, heeft zelden middelen voor uitgebreide publieksbemiddeling.

Talentontwikkeling wordt een opdracht voor zowel het Brede Veld (“voorzien in groeimogelijkheden”) als de nieuwe categorie van Kerninstellingen (hier is veeleer sprake van doorgroei, wat we interpreteren als een focus op kunstenaars met een iets langer palmares, de mid-career makers). De Visienota schuift zo een systeem naar voor waar plaats moet zijn voor kunstenaars in elke fase van hun loopbaan. Dat onderscheid kan best niet te rigoureus zijn, want artistieke loopbanen verlopen vaak horizontaal: niet altijd van ‘klein’ naar ‘groot’, noch per se van ‘niche’ naar ‘breedpubliek’. Soms is werk, hoe gerenommeerd of ‘gevestigd’ ook, niet gemaakt om in een institutionele omgeving of op een groot plateau te tonen. 

Voortbordurend op het voornemen om de kunstenaar centraal te zetten zou het een interessante (discours-)oefening kunnen zijn om niet enkel te redeneren in termen van “kansen geven” of “ondersteuning bieden” aan kunstenaars. Men kan ook de redenering omdraaien: de kunstenaar “levert” creaties, inzichten, emotie… aan het publiek, en doet dit via omkaderende en presenterende actoren. In die zin maakt hij/zij het werk van die actoren mogelijk, en niet – of niet enkel – omgekeerd. 

Bij uitstek in het Brede Veld wordt landschapszorg naar voor geschoven: organisaties worden gewogen op hun uniciteit en meerwaarde voor de rest van het veld en er moet oog zijn voor disciplinaire evenwichten, mogelijk ook inhaalbewegingen (vormgeving, fotografie, architectuur, urban arts en beeldende kunst worden hier genoemd). Ook bij de Kerninstellingen (zie verder) wordt landschapszorg een overweging. Zij moeten een specifieke functionaliteit en/of rol opnemen in het veld. Wat dat zoal kan zijn zal worden bepaald in overleg met de sector.

Hier mag niet over één nacht ijs worden gegaan. Landschapszorg gaat verder dan een gelijke vertegenwoordiging van disciplines: spelers in een ecosysteem hangen samen in verschillende vormen van interdependenties. De Visienota spreekt in die context over “netwerkdenken”. Naast andere belangrijke evenwichten (in functies, disciplines, in- en uitstroom, en meer) wordt best ook rekening gehouden met de verschillende kostenstructuren en mate van verwevenheid met de private markt. De verdere uitwerking van landschapszorg, in goed overleg met het veld (topic van gesprek 2), wordt een delicate maar zeer belangrijke werf. 

Het is nog niet duidelijk wie in het nieuwe systeem de Kerninstellingen worden, en ook het inhoudelijke onderscheid met organisaties in het Brede Veld zal nog wel een tijdje onderwerp van gesprek blijven (topic 3). Kerninstellingen moeten excelleren in twee van de vijf decretale functies en de standaard stellen op het vlak van good governance en fair practices. De regering moet nog bepalen hoe men zich als Kerninstelling kandidaat kan stellen, maar ook hier zal landschapszorg een rol spelen (zie ook hoger). De concretisering van taken gebeurt bij opmaak van de beheersovereenkomst, mede in overleg met de stad of de gemeente waar de instelling is gevestigd. De artistieke autonomie van Kerninstellingen blijft, in lijn met de governance-standaarden, gevrijwaard van overheidsinmenging. 

Hoe staat de internationale vereiste in verhouding tot kunst als gemeenschapsvormende kracht, of tot draagvakcreatie?

De Kunstinstellingen zetten als artistieke topambassadeurs Vlaanderen mee op de kaart en moeten zich tot de vijf decretale functies verhouden. Dat kan door die functies zelf op te nemen, of door ze op een zinvolle manier uit te besteden. Die opening tot partnerships met meer gespecialiseerde spelers is alvast een goede zaak: in een vroegere tekst stelden we ons de vraag hoe realistisch het was om van één organisatie excellentie in elke decretale functie te verwachten, en wezen we op het belang van gespecialiseerde kennis verborgen “diep in het veld”. Als kunstinstellingen voor functies als participatie, reflectie of ontwikkeling evenwaardige en faire partnerships kunnen aangaan met anderen, dan is dat een goede zaak. Het verstevigt het netwerk en helpt voorkomen dat middelen te zeer geconcentreerd raken bij een verminderd aantal grote spelers. Op gelijkaardige wijze zouden Kerninstellingen en spelers in het Brede Veld kritisch kunnen reflecteren over hun eigen missie, specialisaties, misschien zelfs “territorialiteit” in het claimen van rollen. 

SYSTEMEN EN BUDGETTEN

In het sterkte-zwakte hoofdstuk van de Landschapstekening Kunsten 2019 wezen we op een dalende investeringsbereidheid in kunst aan de kant van de Vlaamse maar ook van internationale overheden. Kunst en cultuur “wedijveren” al langer met andere beleidsdomeinen voor publieke middelen, en de huidige coronacrisis maakt de situatie alleen maar moeilijker.  

In verband met beschikbaarheid van middelen maakt de Strategische Visienota twee belangrijke punten. Ten eerste stelt ze (terecht) dat het systeem zoals we het vandaag kennen tot een sterke kwaliteitsgroei en uitstraling heeft geleid, mede door zijn flexibele en faciliterende karakter (het follow the actor-principe). Onze makers en organisaties zijn niet ingekapseld in rigide structuren en weinig geïnstitutionaliseerd. De ruimte voor experiment en innovativiteit die dat oplevert, geeft ons op internationaal vlak een voetje voor. 

Ten tweede weet men dat het faciliterende systeem niet langer houdbaar is in het licht van de geslonken middelen, en wordt er paal en perk gesteld aan de hoop op een remediëring van het budgettaire tekort. De vraag is nu hoe we vorm geven aan die nieuwe realiteit zonder het faciliterende karakter van het Kunstendecreet, dat er de grote sterkte van uitmaakt, overboord te gooien. Meer dan een afgelijnd “onderwerp van gesprek” (topic 4) moet dit een permanente alertheid zijn: hoe voorkomen we dat de grotere beheersing van wat wel eens als “wildgroei” werd bestempeld, fnuikend werkt voor de dynamiek en innovativiteit die onze competitieve “edge” uitmaken? 

Hoe voorkomen we dat grotere beheersing dynamiek en innovatie bemoeilijken?

HERSCHIKKING EN BEOORDELING

Men neemt de precaire positie van kunstenaars ter harte, en een betere financiering van de Dynamische Ruimte hoort daarbij. Wanneer de middelen niet buiten het Kunstendecreet kunnen worden gehaald, dan moeten ze a fortiori in één van de drie overige segmenten worden gezocht. In dat geval komt het Brede Veld – dat van de structureel gesubsidieerde spelers zonder rechtstreekse relatie met de overheid – al snel in het vizier. 

Omdat de structurele en projectmatige ondersteuning niet langer combineerbaar zal zijn, lijkt het erop dat deze categorieën – Dynamische Ruimte, Brede Veld – op budgettair vlak communicerende vaten zullen worden. Wat een herschikking van middelen heet binnen het ecosysteem dreigt zo alsnog een besparingsoefening te worden binnen het Brede Veld. Men gaat daarbij uit van mogelijke disciplinaire herschikkingen en schuift een aantal belangrijke leidende beoordelingsprincipes naar voren: landschapszorg, een gelijke kwaliteitslat, een peer-to-peerbenadering, aandacht voor intersubjectief gesprek en een goede ondersteuning van commissieleden. 

Een hervorming van het beoordelingssysteem zit eraan te komen in functie van grotere transparantie en planlastvermindering. Dit kadert in een breder en langerlopend initiatief van de Vlaamse Overheid om de toewijzing van subsidies efficiënter te laten verlopen (Slimme Subsidies). Kunstenpunt is er pleitbezorger voor om bij de artistiek-inhoudelijke beoordeling en de landschapszorgsoefening de hoger genoemde principes als prioritair te beschouwen: efficiëntie is belangrijk, maar voor een correcte verdeling van schaarse middelen zijn tijd, middelen, expertise, betrokkenheid en zorgvuldige afweging door een diverse en grote groep mensen nodig (topic 5). 

Hoe zorgen we dat artistieke nalatenschap een ontsluitbaar onderkomen vindt?

UITSTROOM, INSTROOM

Als spelers straks verder moeten uitstromen, dan wordt het wellicht tijd om na te denken over een kader hiervoor. Vandaag hebben we nog geen beleid voor organisaties die hun werkingsmiddelen verliezen, maar die – zeker als ze lange tijd actief zijn geweest – bergen kennis, expertise, oeuvre en netwerk hebben opgebouwd. Hoe zorgen we dat de artistieke nalatenschap van kunstenaars, ensembles of productiehuizen een goed en ontsluitbaar onderkomen vindt en zo publiek, onderzoekers en kunstenaars blijvend kan inspireren? Dat hun archieven correct ondergebracht worden en doorzoekbaar zijn? Dat hun kennis doorgegeven kan worden opdat nieuwe makers die dat willen erop kunnen voortbouwen, en/of dat er partnerships worden gesmeed met het kunstonderwijs? Overigens kan men die uitstroom ook zien in het licht van de wens om betere bruggen te bouwen tussen kunst en erfgoed (topic 6).

Bovendien is deze heraanleg een uitgelezen kans om (nog) meer oog te hebben voor meerstemmigheid in het veld, een aandachtspunt dat de Visienota met stip naar voor schuift. Landschapszorg is immers ook relevant bij instroom. Welke kunstenaars, ensembles of organisaties zetten vandaag in op diversiteit en inclusiviteit? Op stevige en kritische omkadering van het werk dat ze presenteren, met ruimte voor alle stemmen? Kunnen zij een duw in de rug krijgen bij het “zetten” van deze nieuwe structuur – inclusief de instellingen – om meerstemmigheid aldus steviger te verankeren (topic 7)? 

7 TOPICS VOOR GESPREK

De nieuwe Strategische Visienota Kunsten pikt vele thema’s op die in het Vlaamse kunstenveld breed gedragen zijn. Wat de heraanleg van het veld betreft lijkt er meer voorbehoud te zijn, en dat heeft alles te maken met hoe ons huidige systeem is gegroeid en het artistieke succes dat het heeft voortgebracht. De uitdaging is nu om voor doorontwikkeling en concretisering van het nieuwe systeem te gaan, en daarbij een aantal principes leidend te laten zijn: zorg voor de kunstenaar, fair practice, respect voor interdependenties, e.d.m.

Het beleid wenst de volgende stappen in overleg met de sector te zetten, wij schuiven alvast volgende topics voor gesprek naar voor:

  1. De spanning tussen het criterium van internationale profilering of potentieel enerzijds, en anderzijds de wens tot gemeenschapsvorming en lokale draagvlakversterking;
  2. Verfijning, concretisering en procedurele toepassing van landschapszorg;
  3. Het statuut van de Kerninstelling en het inhoudelijke onderscheid met het Brede Veld; 
  4. (Alertheid voor) het behoud van de dynamiek in het veld naar aanleiding van minder kansen op doorstroom en grotere beheersing;
  5. Aanpassing van het beoordelingssysteem vanuit de nood aan planlastvermindering bij aanvrager en overheid, met respect voor de principes van intersubjectief gesprek, beoordeling door experten, grote en diverse groepen beoordelaars;
  6. Een kader voor uitstroom, het borgen en doorgeven van kennis, expertise, archieven en documentatie, en de zorg om oeuvres;
  7. De verankering van meerstemmigheid in en doorheen de nieuwe structuur van het ecosysteem.
Je leest: Kunstbeleid in zicht: zeven topics voor gesprek