Ruimte voor kunst – case #2: AAIR

Het wordt steeds moeilijker om leegstaande gebouwen te vinden voor kunstenaarsateliers. De Antwerpse kunstenaarsorganisatie AAIR ging op zoek naar een oplossing en biedt momenteel 175 betaalbare werkruimtes aan voor kunstenaars in gebouwen die tijdelijk leeg staan. De organisatie beschikt ook over 3 residentieplekken voor internationale kunstenaars in een groot huis waar ook de kantoren zijn ondergebracht. Daarnaast selecteert AAIR elk jaar vijf beloftevolle kunstenaars die een traject van onderzoek en ontwikkeling kunnen doorlopen, dat resulteert in een gemeenschappelijke tentoonstelling en publicatie.

AAIR maakt deel uit van UFO [1], een Vlaams netwerk van atelierorganisaties dat ijvert voor creatieruimtes voor kunstenaars in de stad. We gaan in gesprek met Greet Vlegels, coördinator van AAIR.

Hoe ga je om met de concurrentie om leegstaande gebouwen?

Dries van Doninck: Kan je eerst even vertellen wat AAIR is?

Greet Vlegels: AAIR is een kunstenaarsgerichte organisatie die tijd, ruimte en mobiliteit biedt aan kunstenaars. Het is ontstaan uit de samenwerking tussen AIR Antwerpen, de internationale residentieplek, en Studio Start, de lokale atelierorganisatie voor Antwerpen. Wij werken nauw samen sinds 2011, toen gingen we op zoek naar wat we gemeenschappelijk hebben. Het onvoorwaardelijk aanbieden van tijd en ruimte is daar één van.

In onze locatie in de Ploegstraat beschikt AAIR over de voormalige directeurswoning van koekjesfabrikant De Beuckelaer. Daar bevindt zich het kantoor en de residentie. In het aanpalende voormalige dominicanerklooster bevindt zich een gedeelte van de atelierwerking.

Dus het gemeenschappelijke initiatief om tijd en ruimte aan te bieden, bracht jullie bij elkaar?

Dat klopt. In 2011 zaten AIR en Studio Start nog in de sasmeesterwoning, voorbij het Eilandje, op de grens tussen de stad en de haven. Daar deelden we initieel enkel een kantoor, de rest van het gebouw was bedoeld voor de residentiewerking.

Toen de werken aan de Oosterweel begonnen, ontstonden er plannen om het hele gebied aan te passen. De Haven wilde de Royerssluis, waar de sasmeesterwoning naast lag, verbreden. Zo zou de woning binnen de sluispoorten vallen, wat moeilijkheden zou geven in verband met veiligheid en toegang. Onze concessie van één jaar werd teruggeschroefd tot drie maanden. Dus besloten we dat niet verder af te wachten en te zoeken naar een nieuwe locatie.

Op dat moment zijn AIR en Studio Start ook beginnen nadenken over wat we gemeenschappelijk hadden en hoe we dat sterker konden maken. Daaruit ontstond in 2014 STRT Kit. We lanceerden een open oproep en selecteerden daaruit vijf kunstenaars jonger dan dertig, uit Antwerpen en omgeving. Gedurende een traject van één jaar kregen deze jonge kunstenaars een gelijkaardige ondersteuning als de internationale residenten: een bezoekersprogramma, ontmoetingen met alle residenten, een internationaal werkbezoek, een groepstentoonstelling en een overkoepelende publicatie. Ondertussen zijn we aan onze zesde editie toe.

We zochten een plaats waar we én STRT Kit én ateliers, onze burelen en de residentie konden samenbrengen. Het duurde vijf jaar tot we in de directeurswoning en het klooster terecht konden, na een tussenperiode op de Kielse Vest. Daar konden we voor de eerste keer kantoren, residenties en STRT Kit samenbrengen om in de praktijk te testen hoe dat werkte. Ons kantoor aan de Kielse Vest was in die zin ons oefenterrein.

Wie was de eigenaar van de voormalige onderofficierswoningen aan de Kielsevest?

AG Vespa (autonoom gemeentebedrijf voor vastgoed en stadsprojecten in Antwerpen) organiseerde een oproep voor voorstellen om de leegstaande voormalige onderofficierswoningen aan de Kielsevest tijdelijk te herbestemmen. Met ons plan om uit te testen hoe STRT Kit en de residentie onder één dak georganiseerd konden worden, wonnen we de wedstrijd. We hoefden geen huur te betalen voor de panden, maar moesten ze wel onderhouden en renoveren. De renovatie kostte uiteindelijk wel meer dan we initieel hadden ingeschat.

Kan je iets meer zeggen over de atelierwerking van AAIR? Hoe is deze geëvolueerd?

Het verkrijgen van leegstaande gebouwen om ateliers in te organiseren is altijd moeilijk geweest. In 2008 onderhandelden we meer met privé-eigenaars en was het makkelijker om langere termijnen te bekomen. Een engagement was vroeger meer gebaseerd op een bijdrage aan een maatschappelijk doel om kunstenaars ruimte te geven.

Nu zijn het hardere discussies geworden. De eigenaars moeten meer het gevoel hebben elk moment hun engagement terug te kunnen trekken. De economische winst is belangrijker geworden, zowel bij AG Vespa, als bij privé-eigenaars. Daarom zijn we op zoek gegaan naar een partner die dat maatschappelijk belang wel nog vooropstelt. Zo zijn we bij de sociale huisvestingsmaatschappij De Ideale Woning uitgekomen. Voor twee andere gebouwen werken we samen met de scouts. Ook sommige projectontwikkelaars stellen het maatschappelijke doel voorop.

Hoe lang kan je deze gebouwen gebruiken?

In 2008 sloten we zonder problemen contracten af van 10 of 15 jaar. Nu zijn de periodes korter. De hele pop-up evolutie heeft daar ook geen goed aan gedaan. En er is ook een instroom van leegstandbeheerders gekomen de laatste 10 jaar. Momenteel is er echt een concurrentie om leegstaande gebouwen.

Het verkrijgen van leegstaande gebouwen om ateliers in te organiseren is altijd moeilijk geweest. In 2008 onderhandelden we meer met privé-eigenaars en was het makkelijker om langere termijnen te bekomen. Een engagement was vroeger meer gebaseerd op een bijdrage aan een maatschappelijk doel om kunstenaars ruimte te geven. Nu zijn het hardere discussies geworden.

Greet Vlegels, AAIR

Leegstand is een markt geworden. Aan het einde van 2016 verhuisden jullie van de Kielsevest naar de huidige locatie. Hoe zijn jullie bij dit pand terecht gekomen?

Dit gebouw zat al heel lang op onze radar. We wisten dat het van de provincie was en hadden hen ook al gevraagd om een stuk in beheer te krijgen. Het klooster is geweldig als ateliergebouw. Het heeft de juiste afmetingen, veel mogelijkheden voor een divers ruimtegebruik. We waren hier al eens geweest in 2008. Bijna hadden we toen een samenwerking met de provincie, ware het niet dat er toen juist door krakers brand was veroorzaakt, en dat de provincie het pand helemaal afsloot uit veiligheidsoverwegingen. We zijn het blijven vragen en op een gegeven moment kwam het te koop te staan.

Hoe vulde de provincie het gebouw in?

Sinds begin 2000 liet de provincie in een gedeelte een socio-culturele werking toe. Het Kievitsnest (buurtcomité) gebruikte de kerk. In het klooster was een daklozencentrum en een fietsherstelplaats. Toen is het misgegaan met die brand en heeft de provincie het afgesloten. Tegelijk verloor de provincie o.a. haar culturele bevoegdheden door de interne staatshervorming en begonnen zij gebouwen te verkopen, ook dit pand.

Op welke manier hebben jullie het gebouw kunnen aankopen?

We zijn echt gesprongen! Samen met sociale huisvestingmaatschappij De Ideale Woning werkten we een voorstel uit. De vraagprijs was veel te hoog. Wij lieten toen het gebouw schatten en die schatting bevestigde ons vermoeden. Omdat niemand de vraagprijs geboden had, is een procedure opgestart waarin je onder gesloten omslag een bod kon uitbrengen. Die geschatte prijs hebben we geboden. De provincie had het destijds gekocht van de Dominicanen aan een heel goedkope prijs, maar met de clausule erin dat het altijd een sociaal-culturele invulling moest blijven hebben.

Wij hadden middelen om te investeren en informeerden ons voor een lening bij de ethische bank Triodos. Ook vroegen we de Stad om onderpand te zijn. Uiteindelijk moest dat bod er wel liggen, en de enige zekerheid die we op dat moment hadden, was dat de Ideale Woning het kon betalen en met ons in het voorstel, de toestemming had om het te kopen. Wij werden dan als kopers gezien. Het Kievitsnest was bezorgd, want zij dachten dat wij er niet echt in betrokken waren. De provincie stelde een jury samen, waar we het project hebben verdedigd. De provincie begeleidt ons nog steeds naar de invulling. Die sociaal-culturele insteek werd serieus genomen. Dat is positief.

De Ideale Woning legt zich hard toe op de integratie van sociale huisvesting in een stad, zonder een typisch sociale huisvestingscomplex te worden. Ze zijn bijvoorbeeld bezig met wat cohousing voor sociale woningen kan betekenen. Daar hebben we elkaar gevonden. Door die mix kunnen we nadenken over wat publiek en wat privé-domein is. Die oefening vinden wij beiden interessant.

Het gebouw werd aangekocht met een erfpacht van 33 jaar. Samen renoveren wij het pand. Ieder renoveert zijn deel en op basis van die renovatiekost wordt gekeken of we ooit nog een vergoeding moeten betalen, maar die eerste periode zal dat niet het geval zijn.

Hoe gebeurde het overleg voor de indeling?

We hebben overlegsessies gehad, ook met buurtspelers, zoals het buurthuis en de school die aan het gebouw grenzen. We deden een oproep voor de invulling van de kerk, en werden betrokken bij die gesprekken. En nu zijn we het erover eens welk totaalproject we willen. Er werd een bureau ingeschakeld dat gespecialiseerd is in abnormale vastgoedprojecten, Miss Miyagi. Die hebben nu met ons allemaal apart gepraat, onze vereisten naast elkaar gelegd en in het plan ingevuld. In deze fase zullen we waarschijnlijk uitkomen bij een level-verdeling, eerder dan een vleugelverdeling. Dan komt nog een architectuurwedstrijd die ook nieuwe impulsen zal meenemen.

Je hebt nu een ruimte voor een lange termijn, wat voor een impact heeft dat op je werking? Er zijn misschien zaken die vroeger nog niet aan de orde waren?

Inderdaad, nu stellen we ons de vraag hoe we op lange termijn een speler in de buurt kunnen zijn. We kunnen nu onze tijd nemen om dat te onderzoeken en te bekijken welke mensen in deze buurt geïnteresseerd zijn. Hoe kunnen we hen betrekken, wat verwachten zij? Dat is een heel andere manier van werken.

In de Kielsvest zaten we slechts twee jaar. We beschikten over een grote tuin, de enige in de straat. Wij zagen er veel kinderen op de stoep spelen, dus besloten we de tuin voor iedereen toegankelijk te maken. Je weet dat je daar maar twee jaar zit, dus vanaf het moment dat je dat idee hebt, moet het direct gebeuren. Er kwam een bar en er vonden kinderfeestjes plaats en verjaardagen. Ik denk dat we er voor een stuk in geslaagd zijn de tuin gastvrij te maken voor iedereen, maar dat blijft toch kortetermijndenken. Na twee jaar is het weg.

Hier hebben we echt een stap achteruit moeten nemen: we moesten hier investeren voor 100 jaar, en dat met beperkte financiële middelen. Dat geeft op een manier ook rust, want waarom zou je direct alles doen, als het nu ook stuk voor stuk kan, verspreid in periodes? Een verhuis heeft impact, ook op de partners waarmee je werkt. Ook op ecologisch vlak kunnen we nu anders werken. Investeringen kunnen over een grote periode gespreid worden.

Zijn er, los van de Ideale Woning natuurlijk, nog partners die jullie nodig hebben om dat nieuwe maatschappelijk doel te bewerkstelligen?

De stad is een belangrijke partner voor ons. Wij dienen een doel dat zij ook ondersteunen én hebben nu ons eigen pand, we hoeven er geen te vragen. Het gesprek met de stad is makkelijker daardoor.

De volgende stap is dat wat we nu verwezenlijkt hebben, veilig te stellen voor de toekomst. Als wij wegvallen, wie beheert dit pand dan? Dat zouden de gebruikers kunnen zijn. Kunnen we de huurders mee eigenaar maken? Je begint ook over zo’n modellen na te denken. En hoe deze dan kunnen toegepast worden in andere panden. Dat verandert de visie. Waar we oorspronkelijk constant op zoek waren naar nieuwe panden, moeten we ook meer kunnen verzekeren dat sommige van die panden voor altijd door kunstenaars of op een culturele manier ingevuld worden. Dat is niet alleen een verlenging van je eigen werking met 90 jaar….

Daar waren we wel al mee bezig voor we het pand hadden: wat is duurzaam, wat is een permanente locatie? Hoe kunnen we zorgen dat onze organisatie ooit niet meer nodig hoeft te zijn? Hier wordt dat reëel. Misschien moeten we alles wat we hieruit leren, op een bepaalde manier zo delen dat het een werkinstrument wordt voor bijvoorbeeld een kunstenaarscollectief.

Als we de valkuilen kunnen blootleggen en ons onderzoek omtrent betaalbare duurzaamheid kunnen delen, dan zijn we een instrument aan het bouwen voor kunstenaars om hun plek voor altijd in de stad op te eisen. Dat is een stap verder dan enkel leegstandbeheer. Kunstenaars zijn onze doelgroep en de vraag is hoe wij als atelierorganisatie, tegenover de wildgroei van leegstandbeheerders, meer waarde creëren voor de kunstenaars in de stad.

Als hier die clausule niet was opgenomen dat het pand een sociaal-culturele invulling moest hebben, hadden wij hier nooit gezeten. Misschien moeten in stadsontwikkelingsplannen plekken aangegeven worden die enkel mogen ingevuld worden met een socio-culturele insteek.

Greet Vlegels, AAIR

Jullie denken dat dit model een kiem van een structurele oplossing kan zijn, voor de almaar toenemende druk op ruimte?

Als atelierorganisatie dragen wij bij tot de oplossing door te onderzoeken hoe de regelgeving in elkaar zit. Hoe kan je collectief een huis bezitten? Hoe kan je alle deelnemers beschermen? Al dat soort vraagstukken, dat is waar we UFO voor opgericht hebben, de overkoepelende vereniging van atelierorganisaties in België.

Dus ook een soort druk op beleid?

Natuurlijk! Als hier die clausule niet was opgenomen dat het pand een sociaal-culturele invulling moest hebben, hadden wij hier nooit gezeten. Misschien moeten in stadsontwikkelingsplannen plekken aangegeven worden die enkel mogen ingevuld worden met een socio-culturele insteek. Dat onderzoeken we ook met UFO. We hebben door dat we met architecten moeten praten, met sociale partners, die ook die druk op die ruimte voelen. Atelierorganisaties zijn van nature altijd met hun eigen stad bezig. Ze ontwikkelen mee met die stad, haar beleid en de visie daarover. Maar we moeten weg van het stedelijk beleid alleen. In groep kan je op Vlaams of federaal niveau onderzoeken wat op stedelijk niveau niet mogelijk is.

De kunstenaar betekent heel veel voor een stad, maar er komt niet genoeg terug naar de kunstenaar. Als atelierorganisatie zorgen wij ervoor dat de ontwikkeling van die artistieke praktijk gebeurt zonder dat er teveel financiële druk op staat. Wij werken aan die basis, en dan moet de kunstenaar zelf zijn praktijk ontwikkelen, en het juiste parcours vinden, maar dan heeft die wel die kansen. Zoals Amsterdam nog altijd toeristen aantrekt met hun reputatie in de jaren ’80, terwijl die kunstenaars van de jaren ’80 daar vrij weinig aan hebben overgehouden. En dat zorgt er ook voor dat het een eindig verhaal is.

Ik denk dat we daar nog echt niet zijn, maar we moeten die switch in dat beleid krijgen en bij de mensen. Hoe wil jij dat jouw stad er binnen 10 jaar uit ziet? Niet alleen cultuur, maar ook jonge gezinnen voelen de druk op ruimte en betaalbaarheid. Doe je daar iets aan op lange termijn? Of laat je het gebeuren en laat je het economisch belang primeren? Wat wordt dat dan? In Vlaanderen kunnen we kijken naar voorbeelden in de buurt en in Europa, en kunnen we de vraag stellen: willen we dat?

Het is dus ook een kans? Optimisme!

Maar dan moet het wel heel snel gaan!

Noten

[1]  UFO zet een duurzaam atelierbeleid op de agenda bij verschillende overheden en wil de brede cultuursector in binnen- en buitenland sensibiliseren over het belang van creatieruimte. Daarnaast wil UFO de nodige publieke zichtbaarheid geven atelierwerkingen en wil het expertise en praktijken rond atelierbeleid documenteren en delen. 

Je leest: Ruimte voor kunst – case #2: AAIR