De Biënnale van Lubumbashi: Beschouwingen vanaf de top van een terril

De Biennale de Lubumbashi is uitgegroeid tot één van de meest experimentele en dynamische artistieke evenementen op het Afrikaanse continent. Het project biedt een professioneel platform voor kunstenaars en culturele actoren in Congo en een kader voor internationale ontmoeting en uitwisseling. Serine Ahouéfa Mekoun – een literaire journaliste van Togolese, Beninse en Belgische afkomst, die in Brussel woont – brengt verslag uit van de editie van 2019.

Wat ooit begon als een groep van jonge kunstenaars uit Lubumbashi (in de Democratische Republiek Congo) die zich verenigden onder de naam Vicanos Club (‘ons dorp’), groeide sindsdien uit tot de ‘Biënnale’, de zesde editie ondertussen.

In veel opzichten doet het traject van Vicanos Club aan het verhaal van Babel denken. Net als de bouwers van de stad uit het boek Genesis hadden deze enthousiastelingen de ambitie om een nieuw dorp te bouwen en hun competenties ten dienste te stellen van de gemeenschap. Plannen die in het honderd liepen door de plunderingen van de jaren 1990 en eindigden in chaos. Ze wilden een ruimte creëren die de mogelijkheid bood om via kunst de vleugels uit te slaan naar de rest van de wereld, om naam te maken en een manier te vinden om te bestaan via de blik van de anderen. De Biënnale dus, of het moment van bevestiging, waarop externe blikken met bijzondere belangstelling naar de hedendaagse creaties van het continent kijken.

Dit jaar bleef ook de nieuwe generatie trouw aan de ambitie om de focus van de aandacht naar andere delen van het Afrikaanse continent te verleggen. Door zoals gewoonlijk kunstenaars van het continent en daarbuiten uit te nodigen, door ook jonge curatrices aan boord te halen (een primeur) en door zich – volgens sommigen discutabel – te omringen met een sterk team van Belgische professionals. Al langer dan een decennium wordt voor dit evenement, dat in geen enkel opzicht een evidentie is, het kader voor elke editie heruitgevonden.

Terril Gécamines © Serine Mekoun

De manifestatie van bescheiden opzet gaat in verschillende opzichten in tegen de bijna heilige verwachtingen van de ‘white cube’. Hier wordt niet gecreëerd op een wit blad, maar ontstaan de dingen op een roestige basis: die van een oude machine waarvan elk tandwiel moet worden geolied, in de hoop dat het raderwerk in beweging komt. Hier kom je terecht in een denkkader waar de koloniale vervreemding een mentale valstrik is geworden. Je beweegt je voort in een ruimte waar men rechts rijdt in voertuigen die hun stuur links hebben en waar de circulatie buiten de toegestane kruispunten wordt geregeld door robots. Je ademt de giftige rook in van nostalgie naar een periode van welvaart. De uitwasemingen brengen het hoofd op hol van jonge zielen die smachten naar verandering. Je zoekt het licht op van het wisselvallige schijnsel dat geproduceerd wordt door een falend elektriciteitsnet, waarvan slechts de facturen een zekerheid zijn, en waar enkel een symfonie van generatoren soelaas brengt.

Die Biënnale is eigenlijk maar een voorwendsel. Een voorwendsel om een grote piramide van dichterbij te observeren, het graf van de vorsten van een groot en vervallen rijk. Hun geesten waren er nog rond. Ze wakkeren permanent de wens aan om steeds hogere pieken te bereiken. Aan de levenden laten ze enkel de keuze om ‘de verdoemden van de aarde’ te worden. Het is wel degelijk aan de voet van de terril van Gécamines – een restant dat alles in zich heeft om de herinneringen aan de economische long van Congo op te roepen – dat de inzet van deze Biënnale duidelijk wordt en waar kwesties als de relatie tot werk, tijd, verbeelding, machtsverhoudingen, beweging en ras zich met elkaar vermengen. Een armada van bewakers – allen kunstenaars van het continent en elders – zet zich dapper in om diep in de afzettingslagen te graven met een ruim repertorium van praktijken. Ze loodsen ons binnen in een geschiedenis die van haar verleden enkel het heden kent.

Het is wel degelijk aan de voet van de terril van Gécamines – een restant dat alles in zich heeft om de herinneringen aan de economische long van Congo op te roepen – dat de inzet van deze Biënnale duidelijk wordt en waar kwesties als de relatie tot werk, tijd, verbeelding, machtsverhoudingen, beweging en ras zich met elkaar vermengen.

Voor een korte tijd ontpopte de stad Lubumbashi zich tot de plek van discours over onze bestaansreden in het ‘post’-tijdperk. Post-industrie, post-kolonie, post-apocalyps, Instagrams-post, ik post en repost. Want hier vertrekt alles wel degelijk van het beeld, ‘Picha’ in het Swahili. De organisatie die een van de reddingsvlotten van Vicanos Club is geworden. Picha probeert te navigeren tussen de beloften van onafhankelijkheid en de soms verraderlijke opportuniteiten van de kunstmarkt. In de genealogie van deze biënnale duiken, betekent de meanders volgen van een stedelijke en zelfs continentale psychoanalyse, in een ruimte die vervuld is met de gebreken en de vervlechtingen van de koloniale geschiedenis.

#1 Het koloniale beeld, dat als een parasiet aan ons kleeft

De stad Lubumbashi werd tijdens de koloniale periode gebouwd op stedelijke, raciale segregatielijnen en ontwikkelde zich in een denkbeeldige wereld die de werkelijkheid van een heersende macht weerspiegelde. Deze liet de bewoners geloven in hun raciale inferioriteit.

Aangezien het beeld een van de favoriete overbrengers was van de koloniale en raciale dogma’s bij het grote publiek, vormt dit voor veel kunstenaars het beginpunt. Elk op hun manier trachten ze deze dogma’s van zich af te schudden. Curator Sandrine Colard laat ons met The Recaptionning Project: Dyptique à plusieurs voix een duik nemen in de imperialistische fotoarchieven. Dat levert ons in een besloten ruimte over aan een intieme ontmoeting met een collectief Congolees geheugen dat heel diep verscholen zit in een zeer oud narratief, waarvan het stilzwijgen dramatisch weerklinkt.

De tentoonstelling laat ons van binnenuit luisteren naar het gemeenschappelijke verhaal van mannen en vrouwen die een manier om naar zichzelf te kijken kregen opgelegd en van wie de ervaring en de beleving tot dusver werd tenietgedaan. In een videografische deconstructie behandelt kunstenaar Grada Kilomba dat geweld aan de hand van haar herinterpretatie van de mythe van Narcissus en Echo. Zo stelt ze de vraag over de ontbinding van de lichamen en de esthetiek in een model dat beantwoordt aan de codes van een maatschappij. Ze benadrukt ook de begrippen offer en pijn die het gevolg zijn van de druk om tegemoet te komen aan een esthetische canon die niet de jouwe is en de dubbele identiteit die daaruit voortvloeit.

“Zodra je een évolué werd, moest je je wel kleden zoals de blanken. Je moest dan naar luxe couturehuizen gaan om opgemerkt te worden en je te onderscheiden.” The Recaptionning Project, © Collection Kanuto Chenge

#2 Het gestolen beeld, dat we gezamenlijk terugvorderen

De geschiedenis tussen België en Congo situeert de stad Lubumbashi in een onvermijdelijke verwikkeling van bewegingen met de rest van de wereld. Het werk van verschillende kunstenaars getuigt van die natuurlijke va-et-vient die er bestaat tussen het Afrikaanse continent en zijn diaspora’s in hun pogingen tot ontvoogding en toe-eigening van kunstwerken en cultussen die werden gegijzeld.

Het werk van het collectief Cadjigue is de afspiegeling van een psychische kwetsbaarheid die voortvloeit uit de ontvreemding van het patrimonium van het continent. Het stelt zich in een experimentele video-installatie vragen bij wat er gebeurde met de spirituele waarde en de heilige wezens die er vroeger in huisden, toen het aan zijn context ontvreemd werd om tentoongesteld te worden in westerse musea. Door een gesprek aan te gaan over de restitutie en de koloniale ontvreemding van kunst en cultuur – iets wat in de Belgische hoofdstad sinds kort en op het continent al bijna een eeuw gebeurt – legt het collectief contacten met een wereldwijd discursief netwerk dat alle objecten claimt die getuigen van het verstrijken van de tijd. De toegang tot de objecten wordt weliswaar verhinderd maar is vitaal – voor heel wat kunstenaars vormen ze een beeldenencyclopedie die ze willen gebruiken om er een nieuw verhaal mee te schetsen in de ruïnes van het koloniale debacle.

#3 Het gecodeerde beeld, dat met lithium werkt

Net zoals andere Congolese steden is ook Lubumbashi regelmatig in het duister gehuld. De stad is een ladekast vol ertsen, waaruit de hele wereld de energie komt graaien die nodig is voor het bouwen van technologische utopieën. Desondanks heeft ze geleerd om in de troebele lagen van het systeem te zwemmen. Sommige kunstenaars zagen hierin een kans om zich de obscurantistische krachten van de technologieën toe te eigenen om ze te verzadigen met nieuwe lagen veerkracht.

Zoals David Shongo, die de poëzie van de black-out gebruikt als een manier om een koloniale blik te censureren en tegelijkertijd de verborgen lading van die beelden te behouden door de grenzen van het digitale te verschuiven. Dit als blijk van de steeds duidelijker rol van het digitale op het continent, als een drager van culturele productie en als een platform voor de verspreiding van verzetsstrategieën. Via parallelle circuits worden zo manieren van aanklagen heruitgevonden, de enige verlossingsplaats in de confrontatie met de nieuwe technologische kolonisatie.

Net zoals andere Congolese steden is ook Lubumbashi regelmatig in het duister gehuld. De stad is een ladekast vol ertsen, waaruit de hele wereld de energie komt graaien die nodig is voor het bouwen van technologische utopieën.

Blackout Poetry (c) David Shongo

# 4 Het gefantaseerde beeld, dat naar een schipbreuk leidt

Zich opnieuw meester maken van de feestzaal van Gécamines, is een symbolische manier om aan te geven dat de macht niet meer aan de anderen toebehoort. Een manier om een maatschappelijk grensgebied in te nemen waar de sociale en culturele tegenstellingen (gecreëerd tijdens de kolonisatie) door het industriële paternalisme van toen werden geherformuleerd.

Zoals te zien is in de foto’s van Georges Senga, blijft de toegang tot de filmcultuur en het bewegende beeld verankerd in een diepe verdeeldheid tussen sociale klassen, in stand gehouden door de overheersing van de cultuur van Gécamines, dat zijn werknemers allerhande privilegies en vrijetijdsactiviteiten bood. Het bewegende beeld kon in zekere mate de ambities van een elite ondersteunen, maar heeft ook de hersenschimmen van een vermeend modernisme van elders gevoed, dat op een gevaarlijke manier de chaos van het dagelijks leven bespot. In de video Les Naufragés de la Méditerranée heeft Tiecoura Ndou het over die schone schijn van het Europese continent. Via waanvoorstellingen op tv drijft die jongeren ertoe om de zee over te steken om die fata morgana te bereiken.

#5 Het te bedenken beeld, dat zich al in de toekomst bevindt

Degene die zich niet in de toekomst kan projecteren, zal er niet zijn. Dat is het adagio van vele kunstenaars die de wens hebben vertaald om de leegte te bewonen die is achtergelaten door de last van een geschiedenis die te zwaar is om te dragen en die ze transformeren door haar aan te passen aan een actuele stand der zaken. De installatie Nuit debout van Nelson Makengo spreekt voor zich. De kunstenaar vertrekt vanuit de stad Kinshasa, die regelmatig in het donker is gehuld, en laat ons zien hoe “de bevolking de individuele verlichting heruitvindt om zich te verweren tegen duisternis, donkerte en persoonlijke en collectieve schimmen”.

Erin slagen om je eigen verhalen te schrijven zonder op iets anders dan de kracht van de geest te rekenen, daar bevindt zich wellicht het begin van het toekomstbeeld. Het kader is enkel de voortdurende heruitvinding van een dagelijks leven, dat de ziel van alle ruimten die door het systeem zijn verwaarloosd opnieuw laat opleven. Een beeld dat heeft geleerd om zich te vernieuwen zonder om toestemming te vragen, zonder zich vragen te stellen. Dat niets meer verwacht van de beloften van de voorzienigheid en dat zich meester maakt van zijn lot en zo een nieuwe lezing van de realiteit verankert in tijd en ruimte.

Deze Biënnale is geen evidentie, ze is het symptoom geworden van een noodzaak, een aanmaning om de bewustwording van dagelijkse processen tot leven te brengen, en dat op een plaats waar voor zichzelf denken bijna heiligschennis is geworden. De Biënnale was eigenlijk maar een voorwendsel. Een voorwendsel om een stem te geven aan al die waar heden die vaak ontstaan in de periferie van de grote discours, in goed bewaakte ateliers.

Daar waar al die generaties bewakers zich vanaf de top van een terril komen vergewissen van de bestuiving van ideeën die tot onafhankelijkheid kunnen leiden. Trouw aan hun oorspronkelijke belofte proberen ze in deze context te bestaan door de blik van de anderen, zonder hun vleugels te verbranden. Want enkel het feit dat je eraan denkt, zorgt al voor een mogelijkheid om er te raken.

Georges Senga, Format, courtesy van de kunstenaar

Dit artikel van Serine Ahouéfa Mekoun verscheen eerder in HART nr 198. Mekoun heeft gewerkt als projectcoördinator voor Africaliaen als curator voor het project AfricaTube, een digitale bibliotheek over hedendaagse Afrikaanse digitale creatie, van het AfricaMuseum. Daarnaast schrijft ze artikelen en recensies voor verschillende (online) magazines (o.a. Cafébabel, The Art Momentum).

Je leest: De Biënnale van Lubumbashi: Beschouwingen vanaf de top van een terril