Reflectie in de kunsten

Reflectie is een veelgebruikt woord in de kunsten. Als je naar het dagdagelijkse gebruik kijkt, en abstractie maakt van de manier waarop het Kunstendecreet “reflectie” benadert, dan zie je het woord opduiken in de context van bijvoorbeeld procesevaluatie. Dit is belangrijk bij bijvoorbeeld participatieve trajecten; of als er wordt gereflecteerd op manieren van werken in de kunsten, door kunstenaars en kunstwerkers. Reflectie maakt ook zeker deel uit van artistieke ontwikkeling, in de vorm van artistiek onderzoek. In dat geval is het de kunstenaar zelf die reflecteert op bv. een thema of techniek. Daarnaast zijn er ook kunstwerkers, zoals dramaturgen of critici, die reflecteren op een specifiek werk, een oeuvre, etc. Of er zijn journalisten of onderzoekers die kunstfilosofisch nadenken over bv. artistieke kwaliteit, of een stuk van het kunstenveld of het kunstenbeleid beschouwen, etc.

Kortom, het concept ‘reflectie’, zoals het dagdagelijks wordt gebruikt, waaiert breed uit. In het licht van subsidiëring wordt ‘reflectie’ bepaald als een functie in het Kunstendecreet, is er een definitie, en zelfs specifieke criteria. Hoe compatibel is de werkelijkheid met dat beleidskader?

De functie reflectie

De functie reflectie stond in het Kunstendecreet van 2013 gedefinieerd als “de reflectie en kritiek op kunst en het stimuleren en toegankelijk maken van die reflectie” (art. 10, §2, 5°). Specifieke beoordelingscriteria hiervoor waren:

  • de kwaliteit van de reflectie over de kunst(praktijk) en/of het kunstenveld, voor zover er een betrokkenheid is met het kunstenveld in het Nederlandse taalgebied en/of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
  • de kwaliteit van de wijze waarop de reflectie toegankelijk gemaakt wordt.

In het Kunstendecreet van 2021 is ‘reflectie’ gedefinieerd als “de reflectie en de kritiek op kunst realiseren, stimuleren en toegankelijk maken” (art. 3, 8°). Net zoals in 2013 is dit een definitie die het woord dat het probeert de definiëren in zichzelf draagt!

Het uitvoeringsbesluit bij het decreet in 2021 maakt de functiespecifieke subcriteria wel preciezer:

  • de kwaliteit van de beoogde reflectie over de kunstpraktijk of het kunstenveld;
  • de mate waarin de beoogde reflectie betekenis kan hebben voor het kunstenveld;
  • de kwaliteit van de manier waarop de reflectie verspreid en toegankelijk wordt gemaakt (art. 18, 5°).

De specifieke betrokkenheid met het Nederlandstalige taalgebied en Brussel valt weg, maar er komt bij dat er “betekenis” moet zijn voor het kunstenveld, én dat de reflectie ook volgens een kwaliteitsvolle manier “verspreid” moet worden. Wat betekenis en verspreiding precies zijn laat het wetgevende kader open. De functie reflectie was en is toegankelijk voor zowel organisaties met een structurele werking, als voor projecten. We zoomen hier in op organisaties met werkingssubsidies, om beter te begrijpen hoe de functie reflectie door hen wordt opgenomen.

Werkingssubsidies 2017-2022

Het blijkt dat 39 kunstenorganisaties intekenden voor de functie reflectie, toen ze in 2015 werkingssubsidies aanvroegen voor de periode 2017-2022. Slechts zes daarvan (Ar-Tur, De Witte Raaf, Gonzo Circus, NICC, Rekto:Verso en Etcetera) kozen resoluut louter voor reflectie. Dan zijn er acht combinaties met reflectie en één, twee of drie andere functies (reflectie en ontwikkeling, reflectie en productie, reflectie en presentatie; reflectie, ontwikkeling en productie; reflectie, ontwikkeling en presentatie; reflectie, productie en presentatie; reflectie, ontwikkeling, productie en presentatie; reflectie, productie, presentatie en participatie). Tot slot zijn er 14 organisaties, inclusief de Kunstinstellingen, die alle functies aankruisten bij indiening van hun dossier.

Het gaat hier over de profilering van deze organisaties op het moment van indiening. We hebben geen zicht op eventuele geactualiseerde beleidsplannen, waarin de functie reflectie mogelijk wegvalt, bv. omwille van een lager beslist subsidiebedrag. Het is een nog niet kwantitatief onderbouwde veronderstelling bij velen dat de invulling van de functie reflectie lijdt bij krimpende budgetten. In het traject richting Landschapstekening Kunsten 2019 kwam dit regelmatig op tafel (p. 45, 88-89, 99, 104, 160-162, 202). In elk geval zijn alle aspecten van een artistieke praktijk — de zichtbare productie en presentatie, én de meer onzichtbare ontwikkeling en reflectie, inclusief participatieve trajecten — cruciaal voor een gezond ecosysteem.

Werkvormen

Als we door de 39 kunstenorganisaties bladeren die de functie reflectie wilden opnemen, dan springen een aantal werkvormen in het oog. Meteen zie je de tijdschriften (De Witte Raaf, Gonzo Circus, Rekto:Verso, Etcetera, A+) en organisaties die als onderdeel van hun werking periodieke publicaties maken (onder meer Ar-Tur, Alamire Foundation, Archipel, Q-O2 en Moussem). Geprinte of online magazines, boeken, vaak mooi vormgegeven, waarin filosofisch, academisch, laagdrempelig, activistisch, geëngageerd, kritisch, … gereflecteerd wordt op een specifiek oeuvre, een kunstpraktijk, of (een deel van) het kunstenveld, inclusief het kunstenbeleid. Dat is niet verwonderlijk. In de eerste versie van het Kunstendecreet (2004) waren er immers specifieke subsidies voor zulke periodieke (en niet-periodieke) publicaties, en het is niet onlogisch dat zulke werkvormen een tijd blijven nazinderen*. In 2014 verzamelden 35 cultuurtijdschriften zich in de koepel Folio, en eind 2018 brachten ze een gezamenlijk memorandum. Als uitdagingen schuift dat memorandum vooral “druk op diepgang” en de impact van “digitalisering” (op verdienmodellen, formats, beleving, …) naar voren.

Lang niet alle organisaties die reflectie aankruisten bij indiening brengen een publicatie uit. En dat wil niet zeggen dat ze daarom niets doen binnen de functie reflectie. De vorm en het medium zijn immers niet bepaald in het Kunstendecreet. We zien ook werkvormen als festivals (Theaterfestival, Theater aan Zee, Krokusfestival, Courtisane …), theater- en concertzalen (KVS, De Bijloke, …), en kunsthallen (Z33, Wiels, Extra City…). Er zijn zelfs artist-run initiatieven (SPIN, NICC…), en gezelschappen (MartHa!tentatief, Damaged Goods…) die reflectie aanstipten bij hun aanvraag. Minder verrassend zijn misschien kunstenorganisaties die een sterke erfgoed- of archiefpoot hebben (Argos, Museum Dhondt Dhaenens, …). Al die werkvormen ambieerden bij indiening iets te doen met de functie reflectie, maar de namen van de werkvormen helpen ons maar voor een stukje om te begrijpen hoe de functie reflectie wordt ingevuld. We moeten dus dieper graven in de werkingen van de organisaties.

Reflectieve activiteiten

Aangezien het Kunstendecreet in haar definitie van reflectie het woord reflectie zelf gebruikt, kunnen we vertrekken van een redelijk brede en intuïtieve invulling van dat begrip. Artistiek onderzoek met ook een artistiek eindproduct (bv. een kunstenaarsboek) is misschien wel de enige activiteit die beter onder de functie productie van het Kunstendecreet past, dan bij de functie reflectie. Die beperking in acht genomen, kan je uit de agenda’s van de hierboven geturfde organisaties enkele soorten van activiteiten zien terugkeren. 

We gaan hieronder dieper in op de activiteiten, maar in het algemeen kunnen we de reflectieve activiteiten positioneren op een aantal assen. Een eerste as is de (inhoudelijk) focus (waarbij reflectie als “artistiek onderzoek voor de eigen praktijk” moeilijk verenigbaar is met de manier waarop het Kunstendecreet ‘reflectie’ zet; andere inhoudelijke invullingen lijken wel compatibel). De tweede as is de mate waarin de reflectie een link zoekt met actualiteit (of net niet); de derde as speelt in op de toegang en verspreiding van de reflectie. De vierde as gaat over formats en media, en raakt onder meer kwesties over digitalisering en herbruikbaarheid aan.

Focus

Ten eerste zijn er verschillen tussen de reflectieve activiteiten op vlak van focus. Het decreet geeft een bijzonder open inhoudelijke richtlijn (“reflectie over de kunst(praktijk) en/of het kunstenveld”). Zonder te willen inperken zie je wel gradaties op vlak van focus in waarover de reflectie gaat. 

De smalste focus is als de reflectie inhoudelijk gaat over het artistieke onderzoek voor de eigen praktijk. Dit is doorgaans lastig te vereenzelvigen met dan toch de scherpte die het decreet aanreikt. Zulke reflectie is veelal deel van een creatieproces dat leidt tot een artistiek werk, en dat valt technische gezien onder de functie productie. Het kan natuurlijk ook dat de reflectie deel is van de artistieke ontwikkeling (functie ontwikkeling), als er geen concreet artistiek resultaat wordt nagestreefd. En omdat participatieve kunstpraktijken artistieke waardekaders en -ketens uitdagen, is de stap snel gezet naar reflectie over wat kunst is, wat een kunstenaar is, of wat de rol van kunst in de samenleving is.

Waar reflectie (als term in een artistieke praktijk, niet als functie in het Kunstendecreet) quasi samenvalt met activiteiten die volgens het decreet onder de functie ontwikkeling vallen, daar komt de nood aan onderzoeksmateriaal bovendrijven. Het goed documenteren van processen, trajecten, beslissingen, etc. maakt deel uit van de subsidievereisten “zorg dragen voor het eigen archief”. Op die manier ontstaat er materiaal waarop later gereflecteerd kan worden.

De breedste focus zie je als de reflectie inhoudelijk wordt opengezet voor beschouwingen op periodes, stijlen, kunstfilosofie, etc. Dat is meestal het werk van academische of artistieke onderzoekers, die de reflectie misschien inzetten voor artistieke ontwikkeling, maar er geen artistiek eindresultaat mee willen behalen. Onder deze focus zou je ook analyses van de (werking van) de kunstensector en het kunstenbeleid kunnen zien, die ook door sociologische en politiekwetenschappelijke onderzoekers of journalisten worden opgepakt.

Daartussen ligt reflectie op specifieke kunstwerken, kunstenaars, praktijken, instituten, etc., vaak door anderen dan de artiest of organisatie zelf. Hierbij gaat het dan veelal over kritiek door recensenten, onderzoekers, journalisten, dramaturgen, curatoren etc. Er ligt hier in de praktijk een zekere (kritische) afstand tussen het werk, de maker en degene die de reflectie op zich neemt, maar die wordt niet afgedwongen door de beleidsteksten.

Actualiteit

Gelinkt aan de inhoud kan je ook een positie kiezen ten opzichte van de actualiteit. Als er gekozen wordt om kort op de bal te spelen door actuele werken, praktijken, kwesties, etc. te becommentariëren, dan kan reflectie sterk lijken op (kwaliteitsvolle) journalistiek. Tegelijk is de focus (zie hoger) zo specifiek, dat kunstengerelateerde thema’s vaak door de algemene media niet worden besproken.

Waarbij een journalistieke insteek veelal de actualiteit volgt, en bericht over de dingen die gebeuren, zo kan reflectie ook proberen om die actualiteit te beïnvloeden door iets te agenderen. Een lezingenreeks kan bijvoorbeeld een bepaalde kwestie grondig uitdiepen en zo een breder (maatschappelijk) debat uitlokken. In de afgelopen jaren is dat bijvoorbeeld onder meer gebeurd met dekolonisatie, grensoverschrijdend gedrag, validisme, enzovoort. Bovendien kan de keuze om bepaalde praktijken of delen van het kunstenveld al dan niet reflectief te belichten, een invloed hebben op de zichtbaarheid ervan, en op lange termijn misschien bijdragen aan canonisering.

Tot slot zijn er ook beschouwingen op kunst, op bepaalde praktijken, kwesties, of delen van het kunstenveld die niet noodzakelijk een urgentie vanuit actualiteit bevatten. De motivatie om hierop te reflecteren komt vanuit een interesse bij een kunstenaar, dramaturg, curator, academicus, etc. Dat neemt niet weg dat er voor die interesse een duidelijke aanleiding kan zijn, bv. terugblikken op de rijke historiek van een kunstenorganisatie als die een typisch jubileumjaar bereikt, maar de actualiteitswaarde daarvan is niet noodzakelijk breder gedeeld.

Onafhankelijk van de tijdigheid van de reflectie, is het belangrijk om reflecties goed te archiveren. Een reflectie heeft soms pas impact na verloop van tijd. Goed zorg dragen voor het eigen archief is bovendien een decretale subsidievereiste.

Toegang

We zien ook variatie in de manier waarop de reflectieve activiteiten toegankelijk gemaakt worden. Het Kunstendecreet uit 2013 zelf geeft aan dat “de kwaliteit van de wijze waarop de reflectie toegankelijk gemaakt wordt” van belang is, maar laat open hoe, en met welke doelstellingen. In 2021 werd daar ook de verspreiding van de reflectie aan toegevoegd. Daarom, zonder te willen inperken, een overzicht.

De meest voor de hand liggende vorm van toegankelijkheid is het ter beschikking stellen van het reflectiemateriaal. De toegankelijkheid is dan afhankelijk van het format en het medium (zie lager). Als echter het format van het eindproduct een kunstwerk op zichzelf wordt (bv. het uitgeven van een kunstenaarsboek), dan botst dat met een activiteit die volgens het Kunstendecreet beter onder de functie productie valt. Het is ook belangrijk om toegankelijkheid te interpreteren als drempels die mensen (met een beperking) ervaren. Een kwaliteitsvolle toegang tot reflectiemateriaal neemt hiervoor pro-actieve maatregelen.

Het is ook belangrijk om te zien dat reflectiemateriaal niet altijd onmiddellijk geconsulteerd wordt. Het kan ook pas een impact hebben na verloop van tijd. Het is daarom belangrijk om reflectie goed te archiveren, en duurzaam te ontsluiten. Dat is zelfs een subsidievereiste in het Kunstendecreet voor organisaties met werkingssubsidies.

De uitkomsten van reflectie louter ’toegankelijk’ maken, is volgens het nieuwe decreet bovendien niet voldoende. Er moet ook een “kwaliteitsvolle verspreiding” opgezet worden. Met andere woorden, welke stappen worden er gezet zodat het publiek geattendeerd wordt op het reflectiemateriaal? Dat kan natuurlijk eenvoudigweg door promotie te voeren voor de reflectieve activiteit zelf. Een tijdschrift kan abonnementen proberen te verkopen of de teksten zo breed mogelijk gratis verspreiden, de organisatoren van een debat of publiek gesprek kunnen moeite doen om tickets te verkopen via aankondigen of het evenement gratis te livestreamen, een boek kan beschikbaar gelegd worden in winkels, een presentatieplek kan ruimte maken op de website om reflectieve activiteiten in de kijker te zetten, etc.

Hier is het ook relevant om kort op te merken dat de tendens van free content, vanuit digitalisering (zie hieronder), zich ook doorzet naar reflectiemateriaal. Zo zie je bijvoorbeeld nog maar weinig cultuurtijdschriften met een abonnementsformule. Dat roept natuurlijk vragen op over de financiële haalbaarheid van reflectie in een context van Fair Practices. En het werk om abonnementen aan te prijzen en te beheren verschuift eenvoudig naar (online) promotie en aanvullende fondsenwerving.

Reflectiewerk hoeft niet alleen maar op zichzelf te staan. Het is ook een grondstof voor andere aspecten van de verspreiding van kunst. Zo kan de verdiepende reflectie ook ingezet worden voor publiekswerking. Op die manier wordt heel gericht het reflectiewerk verspreid bij een geïnteresseerd publiek, door middel van een inhoudelijke wisselwerking tussen het artistieke werk en de reflectie errond. Daarnaast zie je ook dat materiaal uit reflectiewerk ook kan ingezet worden voor promotionele doeleinden. Interviews met makers die afgedrukt worden in seizoensbrochures kunnen verdiepende inzichten geven (publiekswerking), maar wekken ook de interesse van een publiek. Publiekswerving kan dus leunen op reflectiewerk. Dat wil echter ook zeggen dat reflectie ook als onderdeel van publiekswerking en -werving (functies productie en presentatie) kunnen ingevuld worden.

Tot slot is er ook nog reflectie die een integraal onderdeel uitmaakt van het creatieproces (ontwikkeling én productie), en waarbij de verspreiding van de reflectie dus samenvalt met het tonen van het kunstwerk. We komen hier op een punt waarbij het alledaagse gebruik van het woord reflectie botst met de decreettaal. De inperking van de functie reflectie in het Kunstendecreet tot “reflectie over de kunst(praktijk) en/of het kunstenveld” sluit de artistiek werk dat kunstpraktijken of het kunstenveld zelf bevraagt, als een soort van meta-reflectie, niet letterlijk uit. Maar als de uitkomst van zo’n meta-reflectie wordt gezien als een artistiek werk, dan is de creatie en verspreiding van zulk werk eerder iets dat vanuit de functies productie en presentatie wordt opgenomen.

Format en medium

Er is een (soms historische gegroeide) verwarrende tendens om de inhoud van de reflectie te linken aan het format of medium waarlangs het toegankelijk gemaakt en verspreid wordt. Zo zou je, kort door de bocht, kunnen zeggen dat een recensie gewoonlijk verschijnt in een krant of magazine, dat een beleidskritische tekst ruimte krijgt in een tijdschrift, dat een moeilijke thema delicaat besproken wordt in een panelgesprek, of dat een dramaturgisch overzicht van een bepaalde stijl in scenografie in een audiovisueel format gebeurt.

Maar dat is natuurlijk een kwalijke oversimplificatie. Niets houdt de kunstwerker tegen om verschillende formats en media creatief in te zetten voor allerhande soorten van inhoud. Als we kijken naar de reflectieve activiteiten van de gesubsidieerde organisaties, dan zien we een twee terugkerende aspecten bij de formats: audiovisuele elementen en beleving.

Waar traditioneel reflectie misschien vooral (maar niet uitsluitend) het geschreven woord bezigde, is het vandaag ook gebruikelijk om audiovisuele elementen te betrekken in de reflectie. Dat gaat dan over beeldmateriaal als illustratie, foto of video, dat zowel ondersteunend ingezet kan worden, of net de belangrijkste informatie overdraagt. Reflectie is ook niet beperkt tot het format van een tekstuele publicatie, maar kan ook over luisteren, spreken, conversatie, interactie, etc. gaan. Kortom, de beleving van de reflectie is variabel. De keuze voor meer of minder audiovisuele elementen, of hoe de reflectie beleefd wordt, ligt bij degene die de reflectie doet of een platform biedt.

Op vlak van media heeft vooral de digitalisering impact gehad. Het gebruik van digitale media zorgt er voor dat de verwerking van reflectie niet eenduidig te linken is aan het format. Een gecapteerd panelgesprek dat digitaal kan herbekeken worden, kan je pauzeren en terugspoelen om nuances beter te begrijpen. Een online gepubliceerde tekst kan je laten voorlezen met een toegankelijkheidstool voor slechtzienden, en van vele podcasts kan je een transcriptie nalezen. Die hybriditeit is vandaag de dag opnieuw iets waar mee gespeeld wordt, in functie van de doelstellingen van de reflectie. 

Op vlak van verdiepende reflectie biedt digitalisering tegelijkertijd een kans, én een uitdaging. Doordat digitaal publiceren geen (fysieke) plaatsbeperking met zich mee brengt, is er voor elke niche wel plaats. Maar het is moeilijk om in die information overload zichtbaar te zijn en gevonden te worden. Content curation en verlinking spelen op vlak van toegankelijkheid en verspreiding een belangrijke rol.

De keuze voor format en medium heeft in het algemeen een impact op de herbruikbaarheid van de reflectie. Wordt het reflectiemateriaal duurzaam gearchiveerd (een subsidievereiste in het Kunstendecreet), en terugvindbaar ontsloten? Worden geïnteresseerden goed begeleid in het navigeren van het reflectiemateriaal? Is het ook toegankelijk voor mensen met een beperking (zie ook hoger, bij ’toegang’)?

Conclusie

Reflectie is als functie in het Kunstendecreet erg los omlijnd, waardoor het een open kader is waarbinnen erg veel mogelijk is. Er zijn maar een paar vereisten. Enerzijds is er de inhoudelijke afbakening die aangeeft dat het over “de kunsten(praktijk) en het kunstenveld” moet gaan, en anderzijds is er de vereiste dat de reflectie toegankelijk moet zijn. Het recentste decreet specificeert nog dat de kwaliteit ligt in de betekenis voor het kunstenveld, én bij de manier van verspreiding ligt.

Die losse omlijning staat toe dat soms de grenzen met de functies ontwikkeling, productie, presentatie en participatie kunnen opgezocht worden, zeker als de reflectie erg dicht bij artistiek onderzoek zou kunnen aanleunen. Of als je het wil omkeren, heel wat ‘reflectie’ kan ook ingevuld worden vanuit de andere Kunstendecreetfuncties. Als we dit artikel beginnen met de vraag “hoe compatibel is het beleidskader met de werkelijkheid?”, dan zien we hier dat het beleidskader erg veel ruimte laat. Daardoor is de werkelijkheid wel compatibel met het beleidskader, maar omgekeerd biedt het beleidskader weinig houvast om de werkelijkheid te structureren. Daardoor is het aan de kunstenorganisatie om zich goed te verhouden tot criteria, en aan de beoordelaars om de floue lijnen van de functies goed te beheersen.

En die breedheid en onafgebakendheid is ook bijzonder productief. Door reflectie zo open te houden vanuit het Kunstendecreet is er bijzonder veel mogelijk. De 39 organisaties die in de lopende ronde van werkingssubsidies (2017-2022) intekenden voor reflectie hebben een bijzonder gevarieerd aanbod van reflectieve activiteiten ontwikkeld. Die breedheid situeert zich in focus, verhouding tot de actualiteit, toegang, formats, en media. Op die manier is er een rijk landschap waarin de reflectie over en de kritiek op kunst gerealiseerd, gestimuleerd en toegankelijk gemaakt wordt. De continuïteit die er is voor de functie reflectie in het Kunstendecreet van 2021 laat hopen dat die rijkdom zich doorzet, ondanks de druk op “reflectie” die hogerop werd aangehaald. Daarbij vergeten we niet de uitdagingen die de digitalisering stelt, die creativiteit vergen op vlak van toegankelijkheid, verspreiding, formats en media. Het is een aspect van landschapszorg om ruimte voor reflectie te maken in het ecosysteem.

* Zeker nu er terug wordt afgestapt van een geïntegreerd tijdschriftenbeleid

Je leest: Reflectie in de kunsten