Dagen van gras, dagen van stro*

Volgens professor economie en adviseur van de Commissaris Cultuur van de EU Pier Luigo Sacco schuilt er achter het optimisme van een boomende kunstmarkt een steeds grotere kloof tussen een relatief klein aantal megagaleries en topkunstenaars die werken met een steeds groeiende groep (superrijke) verzamelaars wereldwijd, en de overgrote meerderheid van kunstenaars en middelgrote en kleine galeries die internationaal werken maar het financieel moeilijk hebben.

 The booming art market does not mean that for the average artist, the possibilities of making a living through the arts is better than a few decades ago, especially so in the light of the increasing demands in terms of mobility, titles and resources that are needed to keep up with the standards of the contemporary system.

Pier Luigo Sacco in het artikel ‘Postmillenium tension’ in het magazine re/framing the international #3:

Die kloof in de galeriesector wordt aangetoond door recente cijfers uit het jaarrapport van de kunstbeurs Art Basel: de wereldwijde verkoop van kunst steeg in 2017 met 12%, terwijl de omzet van de vele middelgrote en kleine galeries stagneert of daalt. Zo’n 64% van de omzet van de mondiale kunstmarkt wordt gerealiseerd via verkopen van meer dan 800.000 euro. Het zijn vaak de kleine of middelgrote kunstgaleries die zich genoodzaakt zien om de deuren te sluiten. De druk om te investeren maakt het beroep van galerist minder aantrekkelijk: er werden sinds 2007 87% minder galeries geopend. (bron: MCANDREW Clare, The Art Market, an annual global art market analysis, Art Basel en UBS, 2018)

Deze vaststellingen worden bevestigd in het artikel ‘Steeds minder kleine galeries op de kunstmarkt’ in De Morgen van 20 maart 2018.

Dat beeld van steeds groeiende kloven binnen de gemeenschap van kunstenaars en de galeriesector wordt ook bevestigd door recent onderzoek van Kunstenpunt en andere intermediaire kunstorganisaties rond de sociaal-economische positie van kunstenaars in Vlaanderen: beeldend kunstenaars zijn als groep uitgesproken de laagste verdieners van alle kunstenaars. We citeren andere treffende conclusies uit dit onderzoek:

  • De helft van de beeldend kunstenaars met een zelfstandigenstatuut (voor al hun activiteiten) verdient minder dan € 12.000 netto per jaar. 50% van de beeldend kunstenaars die zelfstandige in bijberoep zijn, haalt minder dan zo’n € 1.900 per jaar uit facturatie en € 27.000 uit loondienst.
  • De beeldend kunstenaars nemen, met 41% van de respondenten, het meest van al een betaalde job buiten de artistieke sector.
  • Beeldend kunstenaars spenderen gemiddeld 53% van hun tijd aan hun artistieke kernactiviteit als beeldend kunstenaar.
  • 77% van de bevraagde beeldend kunstenaars stelde in datzelfde jaar tentoon, slechts 30% van wie tentoonstelde, kreeg daarvoor een vergoeding.
  • 12% van de beeldend kunstenaars uit de studie ontving in 2014 subsidies voor een gemiddeld bedrag van € 6.800.
  • 11% van de beeldend kunstenaars uit de studie kan leven van zijn/haar artistiek werk.

Deze precaire situatie van beeldend kunstenaars is niet enkel een Vlaams probleem, zo luidt de conclusie van een recent onderzoek van de Arts Council (VK): ‘Artists are getting poorer’ (The Art Newspaper van 30 november 2017).

Deze kunstenaarspraktijken zijn gesitueerd in een ecosysteem waarin ook de overheid en de kunstorganisaties een belangrijke rol spelen. Die steun van de overheid is geen alternatief voor de kunstmarkt, noch een correctie erop (het zogenaamde marktfalen), maar één van de ondersteuningsvormen, zoals Pier Luigi Sacco dit stelt in hogervermeld artikel“Public support to the arts is not an alternative to patronage, but only one of its many forms.”

De Vlaamse overheid steunt beeldend kunstenaars op bepaalde momenten in de carrière; ofwel om de praktijk te ontwikkelen en te verdiepen, om een bijzonder project te realiseren of om hun werk in belangrijke plekken in het buitenland te presenteren.

Onderzoek over de toekenning van beurzen, projectsubsidies aan kunstenaars en tussenkomsten voor presentatie in het buitenland in de periode 2006-2017 toont aan dat die subsidies enorm fluctueren en soms spectaculair dalen (tot 45%). Bovendien staan die schommelingen in de projectmatige steun in relatie met de schommelingen in de economische conjunctuur.

Naast de rechtstreekse steun aan kunstenaars stagneren of dalen de aankoopbudgetten van de middelgrote en kleine musea wereldwijd, in tegenstelling tot de aankoopbudgetten van grote musea als MOMA of Tate, en in tegenstelling tot de private musea die wereldwijd worden geopend. Dat is ook het geval in Vlaanderen waar de meeste Vlaamse musea als middelgroot beschouwd kunnen worden.

Onderzoek in binnen- en buitenland toont ook aan dat kunstorganisaties, festivals en musea beeldend kunstenaars niet of te weinig verlonen. Kunstenpunt voerde gesprekken met kunstenaars en organisaties omtrent kansen om kunstenaars (beter) te verlonen.

Kunstenpunt deed ook onderzoek rond de Vlaamse promotiegaleries en naar de relatie tussen Vlaamse kunstenaars en galeries. Negentien galeries in Vlaanderen opereren mondiaal, waarbij een zestal megagaleries branches zijn van galeries met hoofdzetel in het buitenland. Er zijn geen Vlaamse megagaleries, enkel grote, middelgrote en kleine galeries die nog steeds lokaal verankerd zijn op vlak van de kunstenaars die ze vertegenwoordigen en in hun netwerken met de publieke en de private sector. Kleine en middelgrote galeries zijn cruciaal omdat ze focussen op lokaal en opkomend talent, maar ze zijn kwetsbaar: in economisch moeilijke tijden vallen daar de klappen, zo blijkt. Hierover verscheen het artikel ‘Is the Art Market in Flanders Sustainable and Diverse?’ (onderaan op de pagina).

Het onderzoek ‘De Vlaamse kunstmarkt nationaal, internationaal en mondiaal’ geeft ook aan dat in 2015 slechts de helft van de Vlaamse professionele kunstenaars werkt met een galerie, waaronder een groot deel internationaal erkende kunstenaars. Dit cijfer is geen statisch gegeven (jonge kunstenaars hebben nog geen galerie of hun galerie is gestopt of ze hebben zelf de samenwerking stopgezet en zijn op zoek naar een nieuwe galerie), maar het geeft wel aan dat de toegang tot de kunstmarkt zeer verschillend is voor beeldend kunstenaars.

Conclusie

De situatie lijkt uitzichtloos: groot wordt groter (kunstenaars, galeries, musea, verzamelaars) en de grote meerderheid stagneert of verarmt. Een fundamentele reflectie over een systeemshift die uitgaat van fair practice en continuïteit in een onzekere omgeving dringt zich op.

  • In het artikel ‘Postmillennium tension’ dat Pier Luigi Sacco schreef in het kader van het onderzoeks- en ontwikkelingstraject van Kunstenpunt ‘(Re)framing the International’ pleit hij voor het herdenken van de bestaande productie- en distributiemodellen vanuit de vraag wat kunst kan betekenen voor burgers en gemeenschappen.
    “For many artists, the way is that of opting out of the contemporary art system meant as a market-based competitive arena for the access to a limited number of high-profile positions in the global circuit of museums, biennials, collections, grants, and scholarships. It is a radical choice, but it is difficult to see an alternative that makes an authentically critical stance credible. (…)  There are many possible ways of ‘opting out’, of course –this does not mean, for instance, refusing to exhibit in any museum or to deal with any gallery. But it means setting priorities, and solving dilemmas, in favor of critical independence whenever this is the issue.”
  • Enkele kunstenaars en galeries herdenken en ontwikkelen een meer duurzame praktijk. Zie re/framing the international magazine: statement van Simon Delobel (Trampoline Gallery) en een interview met kunstenares Sarah Vanhee.
  • Middelgrote en kleine galeries zoeken naar meer samenwerking, zowel onderling als met de publieke instellingen. Deze thema’s werden behandeld op de conferentie Talking Galleries in Barcelona, 2018 (video’s  ‘What future for art market at mid-level’ en ‘Ways of collaboration among galleries’
  • Kunstenaars organiseren zich in artist-run of artist-centered organisaties en offspaces rond productie en presentatie. Deze initiatieven vormen geen directe remedie tegen precariteit maar zijn belangrijke signalen van anders werken en samen sterker staan. Kunstenpunt publiceerde interviews met een selectie offspaces door Pieter Vermeulen.
  • Organisaties gaan langdurige en ‘faire’ relaties aan met kunstenaars als remedie tegen de kortstondige en projectmatige samenwerkingen, en ze garanderen een loon naast productiekosten en vergoeding voor onkosten.
  • Kunstenpunt ondersteunt in het kader van het onderzoeks- en ontwikkelingstraject D.I.T. enkele organisaties die zich verenigd hebben in de ‘Coalition’ (BUDA, Beursschouwburg, detheatermaker, Netwerk Aalst) om fair practice principes in praktijk door te voeren of ‘51%’ dat 51% van alle betaalde functies in kunstinstellingen wil laten uitvoeren door actieve kunstenaars.
  • De overheid kan meer continuïteit garanderen in onzekere tijden door voldoende en stabiele projectsubsidies te voorzien. De meerjarige beurzen, het activeren van de kunstkoopregeling die vooral kleine en middelgrote galeries ten goede zal komen en de heropstart van het aankoopbeleid van de Vlaamse Gemeenschap zijn positieve signalen.

(*Dagen van gras, dagen van stro: naar Spinvis)

Je leest: Dagen van gras, dagen van stro*