Wat is ondernemen voor een kunstenaar?

Ik begeleidde thesisstudente Annabel (Universiteit Antwerpen, promotor Dirk De Corte) bij een semantische analyse van het concept “ondernemerschap” omdat ik twee levens geleden bezig was met semantiek als onderzoeker in de taalkunde aan de KULeuven. Het basisidee was: “Omdat kunstenaars als ondernemers gezien worden, kunnen we het discours rond (de niet-artistieke kant van) hun ‘praktijk’ analyseren om tot een ‘definitie’ van ondernemerschap in de kunsten te komen.” Tegelijk was dit voor mij ook een gelegenheid om bij te leren over hoe de kunstensector werkt, aangezien ik “van buiten de sector” kom. Mijn belangrijkste lightbulb momenten som ik daarom hier graag op. Ik grijp hiervoor terug op de samenvatting die Annabel schreef voor Kunstenpunt. De volledige tekst kan je hier nalezen.

Ondernemerschap kan meer betekenen dan enkel de nauwe, traditionele invulling van het concept. Daarom proberen we ondernemerschap in de kunsten te vatten in vijf dimensies. Die dimensies zoeken we in teksten door en over de kunstensector, in plaats van terug te grijpen naar een “van buitenaf” opgelegde definitie van ondernemerschap.

Vijf dimensies van ondernemen in de kunsten.
  1. De eerste dimensie die aan ondernemerschap in de kunsten gebonden kan worden is die van het kiezen van een organisatievorm. Een eerste vorm van organiseren houdt in dat een individuele kunstenaar alle taken, zowel artistiek als niet-artistiek op zich neemt. Vooral beeldende kunstenaars werken individueel, omdat ze op die manier de ruimte en tijd behouden die ze nodig hebben om een kwalitatief oeuvre en een duidelijke artistieke visie te ontwikkelen. Bij een tweede vorm van organiseren beroept de kunstenaar zich op zakelijk vlak op bepaalde ondersteunende diensten. Zelf legt die zich vooral toe op het artistieke. De derde vorm van organiseren houdt in dat kunstenaars samenwerkingen aangaan met andere kunstenaars of kunstorganisaties, zowel op zakelijk als op artistiek vlak. Een goed voorbeeld daarvan zijn coproducties in de podiumkunsten. Zulke vormen van collectieve zelforganisatie lijken ruggengraat te geven aan de sector, zowel op financieel vlak, als op artistiek en sociaaleconomisch vlak. Er zijn vast nog andere vormen van organiseren mogelijk, laat het me zeker weten!
  2. De tweede dimensie van ondernemerschap in de kunsten is beroep doen op financieringsbronnen. De inkomsten van kunstenaars kunnen enerzijds voortkomen uit een vergoeding voor een (artistieke) activiteit, anderzijds uit een vorm van ondersteuning. Door de opkomst van hybride loopbanen kunnen kunstenaars naast hun artistieke activiteit, die bovendien niet altijd vergoed wordt, ook een inkomen verwerven door bepaalde niet-artistieke activiteiten uit te voeren. Een bekend voorbeeld zijn kunstenaars die ook lesgeven. Ondersteuning kan daarnaast uit diverse hoek komen, wat onder andere beschreven wordt door ‘de sferen van Klamer’. De eerste sfeer is die van de overheid, die kunstenaars zowel met subsidies als met niet-monetaire dienstverlening kan ondersteunen. Ten tweede is er de sfeer van de markt, die staat voor marktconforme leningen, sponsoring of vermogensfinanciering. Vooral deze sferen krijgen veel aandacht wanneer het over de financiering van de kunsten gaat. Toch mag het belang van de volgende twee sferen niet onderschat worden. De informele of sociale sfeer staat in voor giften, mecenaat, vrijwilligerswerk, crowdfunding en vriendenwerkingen. Ten vierde is er de persoonlijke sfeer, ook wel de ‘oikos’. Daaronder vallen de ‘friends, fools and family’, die zeker aan het begin van een kunstenaarscarrière een belangrijke rol kunnen spelen.
  3. De derde dimensie van artistiek ondernemerschap is carrièreplanning, bestaande uit de financieringsmix, tijdsinvestering en een streven naar symbolisch kapitaal. Doorheen hun artistieke loopbaan moeten kunstenaars een aantal beslissingen nemen die de verdere richting zullen bepalen van zijn of haar carrière. De financieringsmix is de verzameling van middelen die de kunstenaar toelaat zijn of haar doelstellingen te realiseren. Waar het bij de financieringbronnen gaat over welke middelen de ondernemer ter beschikking kan hebben, gaat het hier over hoe die middelen juist ingezet kunnen worden, in het bijzonder in de context van hybride loopbanen. De tijdsinvestering, het tweede onderdeel van carrièreplanning, is iets wat de kunstenaar nauwlettend in het oog moet houden. Projecten naast de artistieke kernactiviteit kunnen zich op de grens bevinden tussen uitwisseling en uitlevering. De focus op de immateriële bijdrage mag niet verloren gaan in een streven naar financieel gewin. Het laatste aspect van carrièreplanning is de artistieke groei of het streven naar symbolisch kapitaal, ook wel prestige of sociale erkenning. De keuzes die een kunstenaar maakt met het oog op een duurzame carrière, zouden in het teken moeten staan van een toename van symbolisch kapitaal, al kan dat ook ten koste gaan van de authenticiteit van de kunstenaar of zijn of haar sociaal welzijn.
  4. De vierde dimensie van ondernemerschap in de kunsten is het opbouwen van een publiek. Internationalisering of coproductie kan leiden tot een nieuw publiek, maar dat betekent niet noodzakelijk dat er ook een meer divers publiek bereikt zal wordt. Een ander perspectief op het publiek brengt de vraag met zich mee in hoeverre kunstenaars het publiek betrekken bij hun artistieke uiting, bijvoorbeeld in termen van maatschappelijke relevantie of co-creatie.
  5. De laatste dimensie van ondernemerschap in de kunsten is die van de waardecreatie. Kunst kan een economische waarde hebben en fungeren als een motor voor innovatie. Toch is het belangrijk ook de intrinsieke waarde van kunst niet uit het oog de verliezen. De immateriële bijdrage of de intellectuele betekenis van het werk staat centraal, niet de financiële opbrengst. Een ander aspect dat tegenover het intrinsieke staat, is het maatschappelijke dividend van kunst: het standpunt dat de kunstensector zich alleen kan legitimeren vanuit zijn maatschappelijke meerwaarde. Maatschappelijke inspanningen kunnen leiden tot een groter publiek en bijgevolg een groter draagvlak. Kunstenaars zijn echter ook nog bezig met de waarde van het esthetische op zich, waardoor het net als de maatschappelijke meerwaarde deel uitmaakt van het ondernemerschap.

Kunstenaars zijn weigerachtig om termen als ondernemerschap te hanteren, omdat het economische karakter ervan een bedreiging voor hun artistieke autonomie vormt, of toch op z’n minst zo aanvoelt. Het lijkt daarom productiever om de betekenis van concepten als ondernemerschap te proberen kaderen binnen de leefwereld van kunstenaars zelf. Door de betekenis van ondernemerschap in de kunsten te beschrijven aan de hand van dimensies in plaats van een strakke klassieke definitie, kunnen er factoren aan gekoppeld worden die wel eigen zijn aan de individuele artistieke praktijk en kan er wel een identificatie ontstaan met de ondernemende kunstenaar.

Je leest: Wat is ondernemen voor een kunstenaar?