Ruimte voor kunst – case #12: Zinneke

(c) Delphine Mathy

Het kloppend hart van de sociaal-artistieke organisatie Zinneke ligt in het midden van de Masui-wijk, achter het station Brussel-Noord, pal op de grens met Schaarbeek. Het plein heeft een zekere grandeur dankzij de recente opwaarderingen, maar het gaat hier wel degelijk over een achtergestelde buurt met veel sociale uitdagingen.

Een van de poorten op het plein geeft toegang tot een complex met vijf gebouwen, onderling met elkaar verbonden door een poorthuis en een tuin. De twee gebouwen vooraan zijn aan elkaar gepaard in een architecturaal hoogstandje dat in co-creatie werd gerealiseerd. De oude stijlvolle trappenpartijen vormen een soort nieuw samengesteld gezin met de modern aandoende verbindingen die weliswaar volledig uit recupmateriaal werden gecreëerd.

Je proeft hier meteen de koppige ziel van Zinneke, de organisatie die inzet op trajecten waarbij bewoners, organisaties en kunstenaars doorheen een proces van anderhalf jaar werken aan artistieke projecten. Op het einde van de rit worden die in één grote stedelijke optocht getoond: de Zinneke Parade.

(c) Delphine Mathy

Grootstedelijke uitdagingen

Myriam Stoffen ontdekte de Zinneke Parade toen die voor het allereerst doorging in 2000. “Het was een echte smash in the face.” Ze was op dat moment aan de slag in de academische wereld, maar aarzelde geen moment toen ze kort nadien de kans kreeg om aan boord te springen van het Zinneke-team. Twee jaar geleden gaf ze de fakkel als directeur door, maar ze vertelt met veel plezier over haar wonderjaren bij de organisatie en over het veroveren van een locatie voor het project in hartje Brussel.

Zinneke is een project dat is ontstaan naar aanleiding van Brussel Europese culturele hoofdstad in het jaar 2000. De Parade was toen bedoeld als een sociaal en artistiek antwoord op de enorme uitdagingen die er in de grootstad bestonden. We spreken eind jaren negentig, er waren veel spanningen in enkele wijken van de negentiende eeuwse gordel rond de Brusselse vijfhoek.

Myriam Stoffen: “Het grote vraagstuk was toen: hoe kan je werken op sociale cohesievraagstukken in een grootstedelijke context? Die spanningen zijn het symptoom van bredere samenlevingsthematieken. Soms kan er veel worden opgelost met concrete, inclusieve dynamieken.”

In het kader van Brussel 2000 stond inzetten op vernieuwende artistieke projecten en burgerparticipatie hoog op de agenda en in die mix kwam Zinneke voor het eerst tot stand. “Het was een samenwerking tussen burgers, allerlei lokale actoren en professionele kunstenaars. Het plan was: een traject afleggen voor creaties die van A tot Z samen zouden gemaakt worden en die op het einde van de rit zichtbaar zouden worden in één groot toonmoment op de straat.”

Een wandelend straatspektakel dus. Het DNA van Zinneke is vandaag nog steeds hetzelfde. De methodiek is in die 22 jaar wel sterk geëvolueerd. Intussen wordt er anderhalf jaar lang in verschillende ‘Zinnodes’ doorheen de stad gewerkt. Elke Zinnode wordt begeleid door twee kunstenaars die optreden als artistieke coördinator en voor wie dit een betaalde opdracht is. Het project dat wordt ontwikkeld, wordt uiteindelijk getoond op de tweejaarlijkse Parade.   

Lappendekenfunding

Diep verankerd in het DNA van Zinneke zit het complexloos verbinden van het sociale en het artistieke. “Iets wat zeker in de beginjaren van Zinneke nog erg stiefmoederlijk werd behandeld in de kunsten.” Vandaag is er in het kunstenlandschap wel aandacht en appreciatie voor dat wat buiten het klassieke culturele canon valt. Zinneke kan op dat valk wel een pionier genoemd worden.

Myriam heeft talloze voorbeelden die aan haar hart zijn blijven plakken. Bawai, om er eentje te noemen, een balletdanser uit Kinshasa die tien jaar lang zonder papieren leefde en daardoor niet echt aan de bak kon komen. Hij vormde de centrale spil in verschillende Zinnodes, wat ook een hefboom bleek voor zijn eigen carrière.  

De funding van Zinneke is een lappendeken. “Een blauwdruk van de Belgische institutionele geografie.” Er komen middelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder de noemer ‘wijkopleving’ voor de permanente werking, en onder ‘imago van Brussel’ voor de tweejaarlijkse Parade. Er komt ook geld van het Vlaamse kunstendecreet voor de permanente werking en vanuit hoofdstedelijke aangelegenheden voor het evenementiële.

Bij de Communauté Française is er grofweg dezelfde situatie met enerzijds enveloppes voor de permanente werking en middelen voor de Zinnodes uit andere potjes. Er is ook nog de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Franstalige tegenhanger COCOF. “Voor hen is het bijvoorbeeld interessant dat wij informeel en innovatief aan wijkontwikkeling doen.”

(c) Delphine Mathy

Maar het is een administratief huzarenstuk. “Het interessante is wel dat door zowel territoriaal als inhoudelijk in te zetten op verschillende potjes, we minder afhankelijk zijn van een bepaalde subsidielijn. Het geeft ons een soort stabiliteit én het laat ons toe om de diversiteit van onze werking aan te houden.” Natuurlijk zijn er ook nadelen aan lappendeken funding: “Het is doodvermoeiend.” De meeste dossiers gaan immers niet over structurele funding en moeten op jaarbasis worden opgevolgd, dat geeft niet alleen veel administratieve last maar brengt ook veel onzekerheid en stress met zich mee. En dat alles in twee talen.

Door zowel territoriaal als inhoudelijk in te zetten op verschillende potjes, zijn we minder afhankelijk van een bepaalde subsidielijn. Het geeft stabiliteit én diversiteit in onze werking, maar het geeft veel administratieve last.

Strijden voor een plek

Zinneke leidde in de eerste jaren een nomadisch bestaan. Toen ze in 2008 van start gingen met een metaalopleiding werd de nood aan een eigen uitvalsbasis prangend. Voor de grote constructies in de Parade moest er uiteraard veilig en professioneel gewerkt kunnen worden, en het lukte niet om dit via samenwerkingen met scholen gedegen voor elkaar te krijgen.

Ambachtelijk met metaal werken werd een handelsmerk van Zinneke. Ooit gestart in een samenwerking met Hans Luyten en Bruno Renson kunnen er vandaag tweejaarlijks zestien mensen aan de opleiding beginnen. Intussen wordt die gerund door een van de ex-studenten. Mensen met allerlei achtergronden – gaande van CEO’s in een midlifecrisis tot mensen zonder papieren – worden er gedurende negen maanden opgeleid om in de laatste maand voor de biënnale te werken aan de creaties van de deelnemers. Een van de mensen die ooit met de opleiding startte vanuit een dakloos statuut heeft intussen een eigen metaalateliertje. 

(c) Delphine Mathy
(c) Delphine Mathy

Het opleiden van “metallo’s” zoals Myriam ze noemt zorgt er ook voor dat er voor dit soort werk opnieuw een herlokalisering komt: lokale mensen die de vaardigheden hebben om dit soort ambachtelijk en creatief werk hier uit te voeren. “Voor de verbouwingen die we hier gedaan hebben is dat een onwaarschijnlijke troef geweest.”

De zoektocht naar een locatie begon in 2008. “Eerder kwamen we steeds terecht in panden die tijdelijk leeg stonden vooraleer er verbouwd zou worden. Dat werd steeds moeilijker.” Gentrificatie was een fenomeen dat alomtegenwoordig was in steden als Londen en Parijs, nu kwam het ook op in Brussel.

“Gebouwen werden op grote schaal opgekocht puur voor de speculatie. Vandaag zijn er protocollen voor tijdelijke werkingen in leegstaande gebouwen, vaak met fantastische resultaten trouwens, toen was dat dus niet zo. Er was een sterke privatisering van leegstand aan de hand.”

In 2011 kreeg de voorzitter van Zinneke een leegstaand gebouw van de federale overheid op het oog: de voormalige overheidsdrukkerij van fiscale zegels. “Hoewel de site volledig was verloederd en leeggeplunderd werden we onmiddellijk verliefd op de verzameling van panden in de stijl van begin twintigste eeuwse.” Vanaf dat moment ging er een Kafkaiaans strijdtraject van start om effectief toegang tot de site te krijgen onder de vorm van tijdelijk gebruik. “In 2013 konden we eindelijk van start gaan, mede dankzij een fantastische technische medewerker van de Regie der Gebouwen.”

Het Brussels gewest heeft de site uiteindelijk overgekocht van de federale overheid in 2015. Parallel met deze ontwikkelingen deed Zinneke samen met Rotor een aanvraag bij het Europees Fonds voor Stedelijke Ontwikkeling (EFRO) voor de verbouwing van de site. Rotor is een vzw die het hergebruik van constructiemateriaal organiseert. Beide organisaties waren van in het begin nauw met elkaar verbonden. “Voor het dossier is ook een van de twee co-voorzitters van Zinneke van goudwaarde gebleken. Hij is een architect, een rot in het vak en een expert op het vlak van collectieve panden bovendien.” 

Op het moment dat de verkoop beklonken was, kreeg Zinneke te horen dat hun dossier weerhouden was en dat ze aan het verbouwen konden. “Omdat wij de middelen hadden aangevraagd en ontvangen, en wij dus de bouwheer waren, konden we niet via erfpacht werken. In dat geval is de eigenaar immers automatisch de bouwheer. Vandaar dat we werken met een huurovereenkomst op lange termijn, wij betalen een lage huur en in ruil daarvoor nemen wij de verbouwingen op ons.”

In 2016 gingen de verbouwingen effectief van start.

(c) Delphine Mathy

Een fantastisch verbouwavontuur

Voor Zinneke is elke actie en elk project een potentiële hefboom voor duurzame verandering. Met de verbouwing werden een aantal zaken vooropgesteld. “Één: dat de renovatie maximaal zou gebeuren met herbruik materiaal. Twee: dat het renovatieproject een co-creatietraject zou worden met ons team en ons metaalatelier. En drie: dat het renovatieproject maximaal zou verlopen via ambachtelijke technieken.”

Die laatste vooropstelling ging erover dat Zinneke wilde werken met mensen die ze zelf zouden opleiden in het atelier om vervolgens een deel van de werken zelf uit te voeren. Dat gebeurde in regie met de ondernemingen én met maximaal hergebruik van elementen in partnerschap met Rotor.

“Voor Rotor was dit project een gelegenheid om het werken met herbruik van materiaal te testen op grote schaal en vooral ook om te experimenteren met herbruik van technieken.” Daarmee wordt elektriciteit, sanitair, verwarming, ventilatie en airconditioning bedoeld. “Daarnaast was het voor Rotor ook nieuw om te werken in een context van openbare aanbestedingen.” Echt een pilootproject op verschillende sporen dus.

Co-creatie op deze schaal, dat zijn architecten en aannmers niet gewoon. Het bouwmateriaal was meestal niet op voorhand bekend of beschikbaar. Wij wilden ons laten verrassen door het materiaal dat onderweg op ons pad kwam.

Zinneke ging op basis van openbare aanbesteding in zee met Ouest Architecten, toen nog een heel klein bureau. “Co-creatie op deze schaal, dat is iets wat architecten niet gewoon zijn. In een klassiek verbouwproject stelt de bouwheer een programma op waarin hij aangeeft welke ruimtes hij wil voor welke functies en welk soort gebruik, de creatieve lead ligt hierin normaal gezien bij de architect.” Hier was dat dus helemaal anders.

Ook het werken met aannemers was geen doorsnee verhaal, het bouwmateriaal was immers meestal niet op voorhand bekend of beschikbaar. “Wij wilden ons ook graag laten verrassen door het materiaal dat onderweg op ons pad kwam.” Myriam legt het uit volgens de Rotor-methodologie waarbij er drie potentiële bronnen zijn voor materiaal.

(c) Delphine Mathy

“Je begint sowieso in situ. Je maakt een inventaris op van alles, echt alles dus, van hele kleine voorwerpen zoals klinken en deuren tot grote objecten zoals schuttingen en poorten. Dit wordt een catalogus aan materiaal voor je verbouwing.”

De tweede bron zijn materialen die kunnen worden aangekocht bij verkopers van herbruikmateriaal. “Dat is iets wat meer en meer opkomt nu. Iedereen kent dit wel op vlak van tegels en bakstenen, maar ondertussen is er ook een hele markt voor ramen bijvoorbeeld.”

Een derde bron – en dit is iets waar Rotor in gespecialiseerd is: op zoek gaan naar werven waar er wordt afgebroken en waar er materiaal kan weggehaald worden. “Dit moet volgens allerlei protocollen gebeuren, maar hier liggen volgens mij veel toekomstkansen.”

Naar de aannemers toe plaatste Zinneke speciale verzoeken. “We vroegen hen of ze ons uitgesplitste prijzen konden geven voor het materiaal en het plaatsten.” Niet iedereen was daartoe bereid. Ook konden de aannemers pas een offerte indienen nadat ze eerst op plaatsbezoek waren geweest. “We hadden een kleine expo voorbereid, zodat we onze plannen konden toelichten en ook voorbeelden konden tonen van de recupmaterialen waarmee we graag wilden werken.” 

Myriam blinkt als ze over het verbouwavontuur spreekt. “Het is een fantastisch parcours. Ook voor de architecten en de aannemers. Ik durf te stellen dat het eindresultaat altijd beter is als je de controle durft te lossen.”

Power in de culturele en artistieke sector

Is het goedkoper om via herbruik materiaal te werken? Nee, zegt Myriam, maar er is wel een belangrijke shift die een grote meerwaarde vormt: een shift van materiaal naar mensen.“De kost is niet langer het materiaal zelf, maar het herwerken en het plaatsen van het materiaal. Je investeert dus rechtstreeks in mensen van hier in plaats van je geld naar China te sturen voor goedkope materialen.”

En je investeert in ambachtelijke technieken wat volgens Myriam een grote meerwaarde meebrengt op kwalitatief vlak. “In ons geval waren we dus niet alleen werven aan het herlokaliseren, maar ook mensen aan het opleiden tot professionals met unieke skill sets.” Een van de dingen die Myriam erg ontroerde, was dat er bijzondere banden ontstonden tussen de arbeiders van de aannemers en de mensen van Zinneke, het werd onderweg één hechte ploeg. “Voor de biënnale van Seoul maakten we een filmpje over het project enkel en alleen met de arbeiders. Dat zegt alles, toch?”.

We proberen hier content te tonen van Vimeo.

Kunsten.be gebruikt minimale cookies. Om inhoud te zien die afkomstig is van een externe site, kan die site bijkomende cookies plaatsen. Door de inhoud te bekijken, aanvaard je deze externe cookies.
Lees meer over onze privacy policy.

Bekijk de video op Vimeo

De verbouwing is een nog steeds lopend project. Zinneke hoopt anderen te inspireren met hun toch wel vrij waanzinnig verbouwproject. “We willen al onze ervaringen en de concrete instrumenten die we ontwikkelden, openbaar maken via een website zodat ook anderen ervan kunnen leren.” Op dit moment wordt er naar middelen gezocht om dat te kunnen doen. 

Heeft Myriam aanbevelingen voor de overheid? Ze denkt even na. “Er is in de artistieke en culturele sector ontzettend veel knowhow, energie, generositeit en verbeeldingskracht aanwezig is om concreet vorm te geven aan experimenten die de toekomst kunnen herdenken binnen de planetaire grenzen en volgens een sociaal rechtvaardig model. Vele actoren in die sector staan te springen om partnerschappen aan te gaan om concrete projecten te realiseren op concrete plekken.”

Maar, benadrukt Myriam, dat moet kunnen gebeuren volgens een radicaal horizontaal model. En met genoeg open geest om nieuwe dingen te durven uitproberen, met ruimte voor experiment dus. “Ik ben er absoluut van overtuigd dat middelen die daarin worden geïnvesteerd altijd een meervoud opleveren van wat het volgens een klassiek model kan bereikt worden.”   

De kost is niet langer het materiaal zelf, maar het herwerken en het plaatsen van het materiaal. Je investeert dus rechtstreeks in mensen van hier in plaats van je geld naar China te sturen voor goedkope materialen.

We maken nog een rondje op de site. Het poorthuis is nog niet gerenoveerd, de kosten voor de andere delen bleken hoger dan ingeschat. Maar de site is zonder meer een magische plek te noemen. Elementen uit de oude zegelmakerij zijn behouden als een knipoog naar de geschiedenis, oorspronkelijk traliewerk voor de ramen is omgebouwd tot een unieke brandtrap, de kelder is een magazijn voor piekfijn geïnventariseerd recupmateriaal en het metaalatelier ademt grootse dromen. 

Bij het afscheid staan we nog even na te praten op de binnenkoer en valt mijn oog op de speels aandoende achtergevel. “Zie je het?” vraagt Myriam glunderend. “Er is iets bijzonders met het raam. Het is een recupraam dat we ondersteboven hebben geplaatst, een ideetje van een van de arbeiders.”

(c) Delphine Mathy

Over Myriam Stoffen

Myriam Stoffen werkte dertien jaar in de academische wereld rond thema’s als cultuurfilosofie en cultuurparticipatie. Vanaf 2001 was ze halftijds betrokken bij vzw Zinneke, vanaf 2005 nam ze er de directiefunctie over. Die fakkel gaf ze weer door in 2020. Maar ze blijft als vrijwilliger betrokken. 

Het Zinneke team bestaat uit vijf projectleiders en een coördinator. Elke biënnale is een samenwerking met meer dan honderd partners: verenigingen, sociale organisaties, culturele organisaties, jeugdhuizen, scholen, gemeenschapscentra, e.a. waarvan de helft niet voor de eerste keer deelneemt. 

Het hoofdkwartier van Zinneke, met onder meer het metaalatelier, bestaat uit zes gebouwen die in totaal 4000m2 beslaan.

Voor de niet-Brusselaars: Zinne verwijst naar de Zenne. Bastaardhonden werden wel eens in de rivier gegooid. Een zinneke is oorspronkelijk een verwijzing naar een bastaardhond en werd later een geuzennaam voor de diverse inwoners van de bruisende hoofdstad.

Je leest: Ruimte voor kunst – case #12: Zinneke