Do It Yourself, But Not Alone

Wat Belgische en Nederlandse kunstenaars van elkaar kunnen leren over samenwerken en solidariteit

Op woensdag 8 maart 2017, gisteren dus, gingen in De Balie te Amsterdam enige tientallen kunstenaars, onderzoekers en politici in debat over experimenten om de positie van kunstenaars te versterken. Ook bij ons in België is die discussie erg actueel. Uit een grootschalige survey van Kunstenpunt en andere partners vorig jaar bleek dat de sociaal-economische positie van kunstenaars er niet zo vrolijk uitziet. In Nederland, zo bleek uit recent onderzoek, is dat net zo. Maar wat kun je daar dan aan doen? Welke alternatieven zijn mogelijk? Wat kunnen de Belgen hierover leren van de Nederlanders, en andersom?

Onze Nederlandse vrienden waren alvast gretig om van ons iets te leren van Belgisch onderzoek terzake. Twee Belgische sociologen, Pascal Gielen en Louis Volont (Universiteit Antwerpen), schetsten het kader voor de avond. Voor een duurzame loopbaan heb je als kunstenaar een goed evenwicht nodig tussen vier verschillende ruimtes of domeinen: de domestieke ruimte (thuis dus), de ruimte van de peers (de collega’s), de markt (je hebt afnemers nodig) en de civiele ruimte (publiek draagvlak). Wat is volgens Gielen en Volont nu precies het probleem van die zelfstandige kunstenaars? Dat er iets schort aan het evenwicht tussen die vier domeinen. ‘Als hun positie de laatste tijd onder toenemende druk is komen te staan, dan komt dat doordat het domein van de markt, gericht op meetbaarheid en efficiëntie, zo sterk is binnengedrongen in de andere domeinen.’

Kunsthallen of musea, bij wijze van voorbeeld, moeten tegenwoordig hun relevantie uitleggen aan de hand van bezoekersaantallen, en steeds minder door te wijzen op de maatschappelijke relevantie van het werk dat ze presenteren. Dat is een voorbeeld van hoe de markt de publieke ruimte binnendrong. Het resultaat: in Nederland wordt de grote meerderheid van de zelfstandige kunstenaars niet betaald voor een expo (72%). ‘De voedingsbodem voor musea en kunsthallen wordt zo weggesaneerd.’

Of nog: in het cultuurbeleid moeten artistieke werkplaatsen of netwerken hun relevantie uitleggen in termen van meetbare ‘output’. Dat is een voorbeeld van hoe de markt het domein van de peers binnendrong. Het resultaat: in Nederland hebben veel van die ontwikkelingsgerichte plekken de laatste jaren hun subsidie verloren. Slechts een minderheid van de Nederlandse kunstenaars wordt vandaag betaald voor de ontwikkeling van hun werk. Kortom, onderzoek en ontwikkeling in de kunsten staan onder toenemende druk.

‘Kunstenaars zijn het perfecte rolmodel van de arbeid in een kapitalistische samenleving’, vatten Gielen en Volont samen: ‘Want om hun werk te kunnen maken, zijn ze bij bosjes bereid om zichzelf te exploiteren.’

Maar wat is het alternatief? Wat kunnen kunstenaars doen? Pascal Gielen en Louis Volont pleitten sterk voor collectieve oplossingen, voor samenwerking en solidariteit, door middelen en resources met elkaar te delen (bijvoorbeeld studioruimte, promotie-instrumenten,…). En te experimenteren met nieuwe vormen van solidariteit, die de tegenstelling tussen de markt en de civiele ruimte overstijgen. Door collectieve structuren en deelplatformen op te richten, al dan niet online, kun je meer zekerheid geven aan kunstenaars. Omdat die dan minder op zich zelf aangewezen zijn. Je deelt niet enkel de resources, maar ook de risico’s.

Nu kwam het mij, luisterend naar de argumentatie van Gielen en Volont voor, dat hier een mogelijke Catch-22 zou kunnen opdoemen. De onderzoekers roepen op tot experimenten voor nieuwe vormen van collectieve solidariteit. Maar precies onderzoek en ontwikkeling staan onder toenemende druk. Als steeds minder theatermakers betaald worden om te repeteren, dan zou je verwachten dat er ook weinig ruimte is voor onzeker experiment met nieuwe organisatie- en samenwerkingsmodellen.

Maar niets bleek minder waar. De rest van de avond werd de zaal getrakteerd op een bonte serie exemplaren van Nederlandse ondernemersgeest, zowel individueel als collectief. Allemaal ideeën die vandaag in praktijkexperimenten zijn omgezet. Sommige zijn al rijp, andere nog groen.

Opnieuw bleek opnieuw dat Belgische ideeën inspirerend waren voor de Nederlanders. SMartNL bestaat nu drie jaar, lichtte Jette Schneider toe, en bleek als coöperatieve — met als doel de positie van creatievelingen te versterken — direct gemodelleerd op het al langer bestaande Belgische voorbeeld. Het idee voor een Fair Practice Label voor cultuurorganisaties ontstond na een uitwisseling met Belgische collega’s en een artikel in Rekto:Verso, zei Anne Breure (van Veem — House for Performance). Het verschil is wel dat dit idee in België nog niet in concrete praktijk is omgezet, terwijl je in Nederland dus al wel concrete experimenten ziet. Bijvoorbeeld Annes organisatie zelf: ‘Het ding is dat als je de consequenties van dit principe doortrekt, dat je veel als cultuurinstelling veel minder doet. Of de toegekende budgetten zouden sterk moeten stijgen.’ Dat laatste is niet vaak het geval. Voor Veem betekende een budgettaire status quo dat ze vandaag slechts honderd dagen per jaar open zijn.

Verder kregen we een hele reeks exemplaren van collectieve experimenten om resources te delen. TimeWindow is een niet-gecureerde artistieke werkplaats in Rotterdam die samenwerking tussen residenten stimuleert. De leuze: ‘do it yourself, but not alone’. BAU ziet zichzelf als een platform, een denktank en een lobbyorganisatie voor de dans- en performancescene in Amsterdam. Het initiatief heeft wel een coördinator, maar wordt collectief gerund door een club van tien makers die altijd breder terugkoppelen naar het hele werkveld, over de meest urgente topics om op in te zetten.

Er waren er nogal wat bij die de mogelijkheid onderzoeken om digitaal te delen en samen te werken. Lukida is een organisatie die claimt de eerste te zijn om het idee van crowdfunding aan een abonnementenformule te koppelen. Het is een online platform dat freelancers in staat stelt om diensten uit te wisselen met andere freelancers. About Space is eveneens een online deelplatform voor creatieven en kunstenaar, die daar ruimte en tijd om te werken kunnen uitwisselen. Wanted is een online netwerk voor creatieve opdrachten, een platform waarop creatieve opdrachtgevers en opdrachtnemers elkaar kunnen vinden. Patty Morgan runt een online galerie, waar jonge kunstenaars — nu al 500 — mogelijke kopers kunnen vinden. En wat als niet enkel geld, maar ook tijd als betaalmiddel zou kunnen gelden? Dan kom je uit bij timebank.cc, een onafhankelijke vereniging die ook buiten de kunsten actief is en een alternatieve munt creëerde. CommonEasy werkt dan weer aan een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering: ‘Het is een stuk gereedschap om samen met anderen je eigen opvangnet te creëeren, los van de markt en los van de politiek. Het is allemaal heel simpel. En het kost geen drol.’

Dus, even de bocht afsnijden: we hebben gisteren in Amsterdam geleerd dat de Belgen en de Nederlanders heel wat van elkaar te leren hebben, als het aankomt op collectieve experimenten voor solidariteit onder kunstenaars. De Belgen zorgden voor het theoretische kader en kregen credits omdat ze met goeie ideeën zijn afgekomen. Maar het zijn de Nederlanders die daarmee aan de haal gaan en concrete experimenten opzetten, waar wij in België de komende tijd nog heel wat inspiratie uit gaan kunnen putten.

Het debat ‘Hoe vrij is de ZZPer in de kunsten’ (in De Balie, woensdag 8 maart 2017) werd georganiseerd door SMartNL, in samenwerking met NWO, SMartBe, Universiteit Groningen en Universiteit Antwerpen.

Je leest: Do It Yourself, But Not Alone