De sociaal-economische positie van beeldend kunstenaars

Khara Woods

Goed 18.000 euro. In 2019 heeft de helft van de beeldend kunstenaars een netto jaarinkomen dat lager ligt. Of je nu zelfstandig aan de slag bent of in loondienst. Eén ding is zeker: kunst alleen brengt niet genoeg brood op de plank. Toch blijft de drijfveer hoog. L’art pour l’art.

Benieuwd naar de andere bevindingen uit het onderzoek Loont passie 2 (2022)? We zetten de belangrijkste speerpunten op een rij.

Portret van een beeldend kunstenaar

De beeldend kunstenaar als veelzijdig artiest

Eerst even dit: dé beeldend kunstenaar bestaat niet. Ze zijn actief binnen verschillende genres met op kop fotografie, schilderkunst, installatie en sculptuur (35 à 40%). Gevolgd door bewegend beeld, conceptueel werk, grafiek en performance (14 à 26%). 60% is niet voor één hokje te vangen en is actief in verschillende genres.

Gender en leeftijd

Over het algemeen zijn vrouwen (43%) en de generatie onder de 35 jaar (12%) minder vertegenwoordigd onder de bevraagde beeldend kunstenaars. Wat wel opvalt? Bij de jongere generatie (min 35 jaar) zwaaien vrouwen de plak (56%). Duidt dit op de vervrouwelijking van de sector? Misschien. Andere verklaring is dat vrouwen gaandeweg sneller afhaken door werkonzekerheid en moeilijke combinatie van werk en gezin.

Hoog opgeleid

De meeste beeldend kunstenaars (87%) hebben een diploma hoger onderwijs op zak. 68% hiervan in de beeldende kunsten, 9% in een andere kunstdiscipline. 23% van de professionele beeldend kunstenaars heeft geen artistieke opleiding gevolgd. Een cijfer dat in de lijn ligt met andere disciplines.

Van langzaam opkomend naar gevestigd

Minder dan de helft (43%) van de beeldend kunstenaars bestempelt zich als gevestigd. Dat is laag in vergelijking met andere disciplines. Aan de andere kant van het spectrum omschrijft 20% van de bevraagden zich als opkomend; 37% situeert zich ergens tussenin.

Hoe verdienen beeldend kunstenaars hun brood?

Om een zicht te krijgen op de inkomstenbronnen maken we in het onderzoek een onderscheid tussen vier types van activiteiten.

Type 1 – Pure artistieke creatie en tentoonstellen ondermaats vergoed

Loon naar werk. Niet als je beeldend kunstenaar bent. Want van de 94% beeldend kunstenaars die op eigen initiatief werk maken, krijgt slechts de helft hiervoor een (gedeeltelijke) vergoeding. Ook van de kunstenaars die tentoonstellen (84%), passeert maar de helft langs de kassa. Idem voor artiesten die publiceren of lezingen en persoonlijke begeleiding van tentoonstellingen geven (55%). Werk dat meestal wél volledig wordt vergoed: creaties in opdracht van een publieke of private werkgever. 69% van de bevraagden doet zulke opdrachten.

Kortom, van kunst alleen kan je niet leven. De meeste kunstenaars klussen dan ook bij.

Type 2 – Lesgeven in de beeldende kunsten loont (andere nevenactiviteiten niet)

Creëren is één ding, je moet als kunstenaar ook met je werk naar buiten treden. Denk maar aan promotie en verkoop. Voor het merendeel van de beeldend kunstenaars (88%) kruipt hier tijd in. Bovendien ontvangt slechts de helft hiervoor een (gedeeltelijke) vergoeding. Bij 68% van de kunstenaars staat zakelijk werk en administratie op de to-dolijst. Een kleine minderheid van één op zes wordt hiervoor vergoed.

Wat wel loont? Lesgeven of workshops in de beeldende kunsten. De helft van de beeldend kunstenaars klust op die manier bij. Voor de meerderheid (90% van de lesgevende kunstenaars) brengt dit brood op de plank.

Type 3 – Beeldend kunstenaar trouw aan eigen discipline

Beeldend kunstenaars houden zich minder bezig met andere artistieke disciplines. Doen ze dat toch dan zijn illustratie van strips en graphic novels (15% van deze groep) en regisseren of filmen (ook 15%) het populairst. Iets meer dan de helft ontvangt hiervoor een vergoeding. Andere disciplines als musiceren, componeren, boeken schrijven, zingen, dansen, juweelontwerp enzovoort komen minder voor. De vergoeding hiervoor is wisselend.

Type 4 – Niet-artistieke nevenactiviteiten: onderwijs en vorming in trek

42% van de beeldend kunstenaars werkt ook in een niet-artistieke functie. Vooral onderwijs en de vormingssector zijn in trek. Eén op drie beeldend kunstenaars met niet-artistieke nevenactiviteiten is hier aan de slag. Ook niet-artistieke functies binnen de culturele sector — denk aan museummedewerker, cultuurfunctionaris — doen het goed (16% van deze groep). Op de voet gevolgd door de gezondheids- en welzijnszorg, communicatiefuncties en handel (8 à 10%). Een minderheid (5 à 7%) werkt in de horeca, bij een openbaar bestuur, in de industrie of bij administratieve diensten.

Beeldend kunstenaar blijft bij de leest

Voornaamste conclusie? Beeldend kunstenaars investeren zowat 62% van hun werktijd in het pure artistieke werk (T1). Gevolgd door niet-artistieke activiteiten binnen hun discipline (T2), goed voor 17% van hun werktijd. Een andere 15% gaat naar een niet-artistieke en vaak betaalde job (T4). Waar ze opvallend minder tijd aan besteden (6%)? Aan kruisbestuiving met andere kunstdisciplines (T3). Kortom de beeldend kunstenaar is veelzijdig en toch monogaam.

Beeldend kunstenaar, wat schuift dat?

Statuten

Kanttekening bij deze cijfers: we focussen ons hier enkel op activiteiten van type 1 en type 2. Wat opvalt? De beeldend kunstenaar werkt in de eerste plaats onder het sociaal statuut van zelfstandige. Hetzij in hoofdberoep (31%), hetzij in bijberoep (25%). 14% werkt in loondienst, een andere 14% is via een SBK (sociaal bureau voor kunstenaars) tewerkgesteld. Amper 6% is ambtenaar en 11% valt onder een ander statuut.

Lappendeken van inkomsten

Hamvraag: kan een beeldend kunstenaar leven van zijn of haar kunst alleen (T1-werk)? Het antwoord is ontnuchterend: voor amper 15% van de bevraagden is dat het geval. Alle anderen moeten bijklussen om de eindjes aan elkaar te knopen. Een blik op de samenstelling van een gemiddeld netto-inkomen:

  • 35% komt uit de kernartistieke activiteiten (T1).
  • 26% komt uit andere activiteiten binnen de artistieke sector (T2 & 3).
  • 24% komt uit ander werk (T4).
  • 15% uit een werkloosheidsuitkering, leefloon of een ander vervangingsinkomen zoals een ziekte- of invaliditeitsuitkering.

Netto jaarinkomen aan de lage kant

Concreet: hoeveel verdient een beeldend kunstenaar? De helft van de zelfstandigen verdient minder dan 15.000 euro netto per jaar. Driekwart verdient minder dan 27.937 euro en een kwart moet het rooien met minder dan 3.043 euro netto per jaar.

De helft van de beeldend kunstenaars met een werknemersstatuut moet rondkomen met een netto jaarinkomen onder 16.984 euro. Driekwart verdient minder dan 26.470 euro en een kwart moet het doen met minder dan 10.729 euro netto per jaar.

Je ziet: het netto-inkomen van een beeldend kunstenaar ligt doorgaans aan de lage kant. Ook in vergelijking met andere kunstenaars. En zeker in vergelijking met wat de gemiddelde Vlaming op een jaar bij elkaar verdient. In 2019 was dat laatste 20.501 euro.

Enkele bronnen van inkomsten uitgelicht:

  • Gemiddeld 2.990 euro komt uit auteurs- en naburige rechten.
  • 11% van de beeldend kunstenaars ontvangt een individuele subsidie.
  • 29% werkt in opdracht van een (projectmatig of meerjarig) gesubsidieerde organisatie.
  • 17% maakt gebruik van de KVR (kleine vergoedingsregeling). Wat weinig is in vergelijking met andere kunstenaars.

Hoge beroepskosten

Beeldend kunstenaars hebben samen met ontwerpers, de hoogste beroepskosten. Grootste hap uit het budget? De huurkosten van een werkruimte, materiaalkosten, productiekosten en vergoedingen aan derden. Gemiddeld bedragen deze kosten zo’n 9.831 euro.

L’art pour l’art

“Ik leef met een maandelijks bedrag dat onder het bestaansminimum zit, betaal daarboven een veel te hoge huur voor woonst en atelier. Gelukkig is mijn werk mijn leven en passie, en heb ik geen nood aan luxe noch vakantie.” De drijfveer van een beeldend kunstenaar in een notendop en herkenbaar voor de meerderheid (85%). Hoogste aantrekkelijkheidsfactor? De algemene inhoud van de job (89%), de uitdaging (89%) en zelfontplooiing (79%).

Over de jobcondities zijn ze over het algemeen minder tevreden. Vooral de beperkte vergoeding is voor velen (40%) een bron van frustratie. En dan gaat het vooral over de vergoedingen voor tentoonstellen. Daarnaast is 39% ontevreden over de toekomstperspectieven als creatieve professional. Maar, waar de meerderheid van wakker ligt? Over werkzekerheid (55%) en het totale inkomen (58%).

Ondersteuning zoeken in eigen netwerk

De beeldend kunstenaar is niet zo vaak lid van een beroepsvereniging. 43% sluit zich aan bij een beheersvennootschap, denk hierbij aan SOFAM. Gevolgd door een vakbond (35%) en vervolgens een beroeps- of belangenorganisatie (18%) als NICC.

En toch laten ze zich goed omringen. Zeker als het gaat over zakelijke en juridische kwesties. In de eerste plaats door collega’s (55%) maar ook door de werkgever (20%) en galeriehouders (25%). De formele kanalen zijn vooral boekhouders (67%), juristen (30%) en ook bij Cultuurloket (40%) en Kunstenpunt (22%) kloppen ze soms aan.

Over de bevraging

Belangrijk voor de interpretatie van bovenstaande resultaten: ze zijn gebaseerd op een steekproef van 543 beeldend kunstenaars. De cijfers hebben betrekking op hun professionele situatie in 2019 (voor corona dus). Het onderzoek werd uitgevoerd door de sociologen van CuDOS (Universiteit Gent). Wil je meer details over de positie van beeldend kunstenaars? Onderzoeker Jessy Siongers licht deze op uitnodiging van NICC toe in een webinar (Nederlands).

Ook belangrijk om weten: in de cijfers over het lappendeken van inkomsten zijn de gepensioneerden niet meegerekend. Het aantal bevraagden dat zich niet (exclusief) als man of vrouw identificeert is zeer klein (14 van 3.446 kunstenaars over alle disciplines heen). Dat aandeel is te laag om veralgemenende uitspraken te doen. En daarom bespreken we alleen de mannen en de vrouwen in de stukken over gender.

Download het artikel hier in pdf

Je leest: De sociaal-economische positie van beeldend kunstenaars