De sociaal-economische positie van acteurs

(c) Mostafa Meraji

Glamour op de scène vertaalt zich niet noodzakelijk naar het loonstrookje. Dat bewijzen de cijfers uit het onderzoek Loont passie 2 (2022). Benieuwd naar de andere bevindingen? We zetten de belangrijkste speerpunten op een rij.

Portret van een acteur

Spelen met genres

En een voorstelling op de planken, én een fictiereeks, én jeugdtheater, én een langspeelfilm, én reclame. Geen enkele kunstenaar speelt zo soepel met de grenzen van genres als de acteur. 42% van de bevraagden combineert vijf genres en meer. Wat ook opvalt? Theater voor volwassenen (88%), fictie (reeksen) (67%) en jeugdtheater (58%) steken boven de andere genres uit.

Gender en leeftijd

Waar in de meeste disciplines vooral mannen de hoofdrol spelen, ligt de verhouding bij acteurs lichtjes anders: 55% vrouwen versus 45% mannen. In de jongste leeftijdsgroep vormen vrouwen zelfs met 72% de absolute meerderheid. Een genderverschuiving die ook bij de andere podiumkunstenaars, die overigens apart werden bevraagd, opvalt.

Als we kijken naar de leeftijd, dan staat vooral de generatie tussen de 45 en 54 jaar op de planken (28% van de bevraagde acteurs). De gemiddelde leeftijd rondt af op 50 jaar. Hiermee zitten acteurs net boven het gemiddelde van alle bevraagde kunstenaars.

Hoog opgeleid

84% van de acteurs heeft een diploma hoger onderwijs op zak. Maar liefst 73% hiervan behaalde een diploma in een acteursopleiding. Alleen de architecten doen beter. 8% behaalde een diploma in een andere kunstdiscipline en 19% van de acteurs volgde een opleiding buiten de kunsten.

Gevestigd als acteur

68% van de acteurs bestempelt zichzelf als gevestigd. Een cijfer dat ze delen met muzikanten en componisten. Aan de andere kant van het spectrum ziet 11% van de bevraagden zich als opkomend, 21% bekleedt een positie tussenin.

Nog een cijfer dat er net iets bovenuit springt: het gemiddeld aantal jaren verdiensten. Acteurs blikken gemiddeld terug op 23 jaar sinds hun eerste inkomsten.

Hoe verdienen acteurs hun brood?

Om een zicht te krijgen op de inkomstenbronnen maken we in het onderzoek een onderscheid tussen vier types van activiteiten.

Type 1 – Creëren niet altijd vergoed

76% van de acteurs werkt in opdracht van bijvoorbeeld een gezelschap. 63% hiervan wordt volledig vergoed. Van de 66% acteurs die op eigen initiatief creëren, krijgt amper 24% een volledige bezoldiging.

Waar ook veel tijd naartoe gaat en waar amper een vergoeding tegenover staat: promotie en interviews geven (60% van de bevraagden) slechts in 10% van de gevallen volledig vergoed. Daarnaast geeft 58% reflectie en ontwikkeling aan als activiteit en wordt slechts een kwart hiervan volledig vergoed.

Werk dat meestal wél brood op de plank brengt: stemmenwerk (50% van alle bevraagden doet dit) en acteren voor commerciële opdrachten (40%).

Enkele acteurs doen aan bedrijfstraining en coaching (20%) en dat brengt meestal op. Andere activiteiten als dramaturgie (30%) worden dan weer in weinig gevallen volledig vergoed.

Type 2 – De helft van de acteurs staat voor de klas

Acteurs brengen niet alleen tijd door op de planken. De helft van de bevraagden staat ook voor de klas of geeft een workshop. 76% van hen wordt volledig betaald voor deze artistieke lessen. Coaching wordt door 47% vermeld en bijna de helft hiervan (43%) krijgt een volledige vergoeding.

Wat ook tot de praktijk behoort maar waarvoor nauwelijks iets tegenover staat: zakelijke opvolging en administratie (44%). Slechts bij één op de tien vergoed.

Regisseren of productie staat bij één op de drie acteurs op het portfolio. Geen winstgevende activiteiten want voor slechts één van de drie brengt dit voldoende op. Welk werk nog? Geluids-, licht-, kostuum- of decorontwerp (10%), podiumtechniek (5%) of creatieve therapie (4%).

Type 3 – Acteur trouw aan eigen discipline

Op zingen (29%), musiceren (14%) en boeken schrijven (13%) na, beoefenen acteurs amper andere artistieke disciplines. Zingen wordt in bijna de helft van de gevallen volledig vergoed, de andere disciplines in minder dan één derde.

Type 4 – Niet-artistieke nevenactiviteiten: onderwijs en vorming in trek

Ook acteurs kunnen niet leven van de kunst alleen. 30% werkt in een of meerdere niet-artistieke functies. Van deze groep staat 36% op de payroll binnen de onderwijs en de vormingssector. 20% is aan de slag in niet-artistieke functies binnen de culturele sector. Verder ook gerapporteerd: jobs binnen amusement & recreatie en horeca. Telkens goed voor 15%.

Acteur blijft bij de leest

Voornaamste conclusie? Acteurs besteden zowat 64% van hun werktijd aan acteren en alle prestaties hieraan gerelateerd. Denk aan onderzoek, stemmenwerk, dramaturgie enzovoort (T1). Gevolgd door niet-artistieke activiteiten binnen hun discipline (T2), goed voor 19% van hun werktijd. Een andere 9% gaat naar artistieke activiteiten binnen een andere kunstvorm (T3). Niet-artistiek werk (T4) neemt het minst van hun tijd in beslag (8%).

Acteur, wat schuift dat?

Statuten

Kanttekening bij deze cijfers: we focussen ons hier enkel op het werk als acteur, dus type 1 en type 2. Wat opvalt? De acteur werkt in de eerste plaats onder het sociaal statuut van werknemer. 58% hiervan in loondienst en 52% via een SBK (sociaal bureau voor kunstenaars) of ander interimbureau.

17% is zelfstandige in hoofdberoep en 10% in bijberoep. Amper 7% is ambtenaar. Belangrijk bij deze cijfers: een bevraagde kon meerdere statuten aanvinken in de enquête.

Lappendeken van inkomsten

Komen acteurs rond van hun werk op de planken of het witte scherm? De samenstelling van hun netto-inkomen bewijst het tegendeel. Bijna de helft (48%) van hun inkomen halen ze uit acteren (T1). 18% komt uit andere activiteiten binnen de artistieke sector (T2 & 3) en 11% uit ander werk (T4).

24% van het netto-inkomen bestaat uit een werkloosheidsuitkering, leefloon of een ander vervangingsinkomen zoals een ziekte- of invaliditeitsuitkering. Een hoog aandeel dat acteurs delen met andere podiumkunstenaars.

Netto jaarinkomen aan de lage kant

Concreet: wat staat er op het loonbriefje van een acteur? Acteurs met een werknemersstatuut moeten rondkomen met een mediaan netto jaarinkomen van 20.000 euro. Driekwart verdient minder dan 27.000 euro en een kwart moet het doen met minder dan 10.000 euro netto per jaar.

Het mediaan inkomen van zelfstandigen in hoofdberoep is 17.326 euro netto per jaar. Driekwart verdient minder dan 39.000 euro en een kwart moet het rooien met minder dan 2.000 euro netto per jaar.

Je ziet: van de glamour op de scène, blijft niet zo veel over als we het loonbriefje onder de loep nemen. Het netto-inkomen ligt onder het gemiddelde dat de Vlaming op een jaar bij elkaar verdient. In 2019 was dat laatste 20.501 euro.

Enkele bronnen van inkomsten uitgelicht:

  • Gemiddeld 4.810 euro op een jaar komt uit auteurs- en naburige rechten.
  • 10% van de acteurs ontvangt een individuele subsidie.
  • 53% werkt voor een (projectmatig of meerjarig) gesubsidieerde organisatie of gezelschap.
  • 50% maakt gebruik van de KVR (kleine vergoedingsregeling). Een hoog percentage in vergelijking met de andere disciplines.

Hoge beroepskosten

De gemiddelde beroepskosten van acteurs kunnen oplopen tot 2.784 euro. Grootste hap uit het budget? Vergoedingen aan derden, de huur van een studio, materiaal- en uitrustingskosten en administratieve kosten.

Ik acteer dus ik ben

“Acteren is mijn passie en ik zal het altijd doen. Ik moet gewoon spelen.” De drang om te acteren zit bij velen diepgeworteld (84%). Hoogste aantrekkelijkheidsfactor? De inhoud van de job (92%). Maar ook de uitdaging scoort hoge punten (89%), gevolgd door de mogelijkheid tot zelfontplooiing (81%).

Over de jobcondities zijn acteurs over het algemeen minder tevreden. Vooral de werkonzekerheid is voor velen (60%) een bron van frustratie. Deels een gevolg van de coronacrisis ten tijde van de bevraging. 26% kaart de beperkte vergoedingen aan en 42% is niet te spreken over het totale inkomen. Tot slot ligt 57% van de acteurs wakker over het toekomstperspectief als creatieve professional.

Ondersteuning zoeken

Acteurs zijn het meest van alle bevraagden aangesloten bij organisaties. 83% is lid van een beheersvennootschap, denk hierbij aan PlayRight. Gevolgd door een beroeps- of belangenorganisatie (80%) als De Acteursgilde. 66% is lid van een vakbond.

Acteurs laten zich goed omringen. Zeker als het gaat over zakelijke en juridische kwesties. Vaak door collega’s (61%) maar ook door eerder formele kanalen als boekhouders (66%), de vakbond (52%), Cultuurloket (44%), hun beroepsorganisatie (38%) of hun beheersvennootschap (31%). Ook de werkgever (51%) of het SBK (41%) worden vaak aangeschreven.

Over de bevraging

Belangrijk voor de interpretatie van bovenstaande resultaten: ze zijn gebaseerd op een steekproef van 299 acteurs. De cijfers hebben betrekking op hun professionele situatie in 2019 (vóór de coronacrisis dus). Andere podiumkunstenaars werden apart bevraagd. Het onderzoek werd uitgevoerd door de sociologen van CuDOS (Universiteit Gent).

Ook belangrijk om weten: in de cijfers over het lappendeken van inkomsten zijn de gepensioneerden niet meegerekend. Het aantal bevraagden dat zich niet (exclusief) als man of vrouw identificeert is zeer klein (14 van 3.446 kunstenaars over alle disciplines heen). Dat aandeel is te laag om veralgemenende uitspraken te doen. En daarom bespreken we alleen de mannen en de vrouwen in de stukken over gender.

Download het artikel hier in pdf

Je leest: De sociaal-economische positie van acteurs