Beren gieren ook buiten de landsgrenzen

De Beren Gieren (Fulco Ottervanger, Lieven Van Pee, Simon Segers)(c) Guy Van de Poel

De internationale carrière van een jazzband onder de loep

Bij Kunstenpunt zijn we momenteel druk in de weer met ons onderzoek naar de internationale spreiding in de muziek. Collega Tom Ruette legt uit waar hij zijn data rond de internationale concerten vandaan haalt, Simon Leenknegt toont waar ter wereld die muzikanten dan het vaakst heen trekken, Joris Janssens geeft tips in zijn tweeluik “Internationaal doorbreken for dummies, deel één en deel twee”, en Nico Kennes legt de vinger op enkele trends die de kop opsteken bij dat buitenlands toeren. Er is sinds heel kort zelfs een fantastische online tool waar je kan ontdekken welke groepen waar spelen en gespeeld hebben.

Om de cijfers van Tom en Simon beter te kunnen kaderen, zoomen we in op de buitenlandse omzwervingen van enkele concrete groepen en leggen we ons oor te luister bij hun managers. Op die manier komen we te weten hoe, wanneer en waarom bepaalde regio’s bespeeld worden, wat het effect is van een hit in pakweg Frankrijk en hoe belangrijk de reisvergoedingen of showcasefestivals nu echt zijn.

Zo nodigden we Maaike Wuyts van Aubergine Artist Management uit, om het buitenlandse parcours van jazzgroep De Beren Gieren te duiden. Wim Wabbes, artistiek directeur van de Handelsbeurs Concertzaal, haalden we er ook bij om als internationaal programmator meer inzicht te geven in het doen en denken van zijn collega’s jazzprogrammatoren. Zonder meteen alle ontdekkingen uit de doeken te doen, haal ik een paar opvallende punten uit het gesprek, waar jazz zich toch lichtjes anders lijkt te gedragen dan bijvoorbeeld pop/rock, althans volgens de ervaringen van Maaike en Wim. In het verdere onderzoek toetsen we of deze hypothesen bevestigd worden door de andere spelers in de muzieksector.

Twee pistes

Hier gaan we! Net zoals bij elke internationale carrière, gaat het ook bij jazz meestal om een samenloop van factoren die een doorbraak in de hand kunnen werken: een plaat, een showcasefestival, een samenwerking met een buitenlandse muzikant, media-aandacht, een manager. De eerste hypothese luidt nu dat als je als jazzband aan de bak wil komen in het buitenland, je twee pistes kan volgen, al dan niet tegelijkertijd. Een eerste pad, dat ook bij pop/rock gevolgd wordt, is om je manager in te schakelen, die de nodige contacten heeft of legt met belangrijke jazzprogrammatoren in het buitenland. In de eerste plaats richt die zich dan op programmatoren die een risico durven nemen in hun programmatie, en dat gebeurt vooral bij grotere festivals. Die hebben namelijk verschillende podia, en kunnen naast grote internationale namen ook minder bekende bands van elders laten komen. Het publiek komt voor de grote namen, en ontdekt zo ook verser buitenlands talent. Bij kleinere festivals ligt dat moeilijker: zij programmeren naast de grote namen vooral lokaal talent voor de kleinere podia, waardoor ze onbekendere internationale groepen minder kansen kunnen bieden. Eens de grote festivals een band wat naambekendheid heeft bezorgd, kan de manager bij de kleinere plekken terecht. De top-down aanpak, zeg maar.

Een tweede optie voor jazzmuzikanten, die minder voor de hand ligt bij hun pop/rockcollega’s, is om bottom-up te werk te gaan, niet via een manager, maar via een zelf uitgebouwd muzikantennetwerk.

Jazzmuzikanten reizen immers heel wat af als individuele muzikant los van hun groep(en). Ze zoeken gelijkgestemde zielen in het buitenland, waarmee ze dan samen al dan niet blijvende formaties vormen en concerten en jams spelen. Zo breiden ze zelf hun netwerk uit, vooral binnen het muzikantencircuit. Die bevriende buitenlandse muzikanten kennen allemaal wel een aantal lokale bareigenaars en muziekcafé-uitbaters, die onze Vlaamse muzikant dan op hun aanbeveling een podium aanbiedt. Op die manier komen Vlaamse jazzbands terecht in kleine zaaltjes, bars en jamkelders ver buiten de landsgrenzen. Een manager krijgt zulke optredens veel moeilijker te pakken, omdat die kleine plekken minder risico durven nemen met internationale bands, zonder de persoonlijke push van muzikanten uit de regio. Daarna kan je naar boven toe werken, naar iets grotere zalen. Op die manier bespeel je een internationale scene van beide kanten, met twee verschillende aanpakken.

Showcasefestivals

Een tweede hypothese betreft de showcasefestivals. Uiteraard zijn zulke optredens ook voor een pop/rockgroep van erg groot belang, maar het valt te beweren dat showcasefestivals voor jazzgroepen nog crucialer zijn.

Programmatoren boeken een jazzgroep immers zelden op basis van de cd, maar pas wanneer ze de band zelf live aan het werk gezien hebben, of omdat een bevriende en gewaardeerde collega-programmator de band aanraadt (na die live gezien te hebben).

Bij jazz speelt het live performance-aspect immers veel meer mee: de cd geeft wel een eerste indruk, maar is zelden volledig representatief voor de uiteindelijke performance, en improvisatie speelt uiteraard een centrale rol bij veel jazzoptredens.

Volgens onze derde hypothese zouden jazzbands, zelfs die met een manager, veel minder gebruik maken van buitenlandse boekers dan pop/rockbands. De manager legt zoals gezegd de contacten met grote festivals zelf, ook in het buitenland. Daarom zou een buitenlandse boeker pas ingeschakeld worden wanneer de pijlen gericht worden op de kleinere festivals en zalen, maar doordat de gages in dat geval ook lager liggen, is het voor zo’n boeker minder interessant om dan nog in te stappen.

Tot zover onze bedenkingen naar aanleiding van het gesprek met Maaike en Wim. Wat denkt de rest van de muziekwereld van deze hypothesen? Zitten we op het juiste spoor? Benieuwd wat de gesprekken met het entourage van een aantal rockbands zullen opleveren.