Kroniek Publiek: Een blik achter het gordijn

Acteurs luisteren naar instructies van de regisseur, een beeldend kunstenaar begint een zoveelste schets, het ensemble herneemt nogmaals dezelfde frase – het creatieve proces dat aan de voorgeschotelde kunst voorafgaat blijft voor het grote publiek veelal onzichtbaar.
 
Alhoewel: heel wat makers en organisaties zetten de deuren van hun interne keuken op een kier of gooien ze zelfs wagenwijd open. Hoe wordt het publiek vandaag deelgenoot van het artistieke zoeken en welke motieven spelen daarbij?

Van try-out tot open repetitie

In zowel podiumkunsten als muziek is de try-out een vertrouwd gegeven. Makers proberen een nieuwe voorstelling uit op een select publiek, nog voor de première en eventuele tournee. Afhankelijk van opzet en timing kan de reactie van dit publiek de basis vormen voor aanpassingen. 

Marge voor wijzigingen is er nauwelijks tot niet bij de generale repetities die in tal van cultuurhuizen door publiek worden bijgewoond. In principe staat alles al op punt en wordt de voorstelling een laatste keer volledig doorlopen. Maar even goed valt een try-out (veel) vroeger in het proces en is het wel degelijk de bedoeling om met de bevindingen aan de slag te gaan. In comedy is dit bijvoorbeeld een gangbare praktijk, maar ook in de kunsten zijn er voorbeelden genoeg. 

In een eerdere blogpost werd bijvoorbeeld al verwezen naar de voorstelling Permit, Oh Permit My Soul to Rebel van circusgezelschap Side-Show. De ambitie was om een radicaal inclusieve voorstelling te maken en dus werd er bewust geopteerd voor een zeer vroege try-out – na amper een week repeteren – voor een divers publiek. De reacties en bevindingen van dit testpubliek werden vervolgens meegenomen in het verdere ontwikkelingsproces. 

Een andere case is Camping Sunset, dat ontstond in de zomer van 2018 als een initiatief van een aantal dramastudenten aan KASK die zouden afstuderen. Hun uitgangspunt: je leert als acteur pas het vak “door veel te spelen, voor en met publiek”. Alleen is dat voor beginnende acteurs weinig evident in het hedendaagse kunstenlandschap. Daarom koos het collectief voor een drastisch ingekorte repetitietijd en een lange, intensieve speeltijd. Het stuk Zomergasten repeteerden ze twee weken om het vervolgens drie weken te spelen. “Het publiek is getuige van de evolutie van de voorstelling.” En dat publiek blijkt gecharmeerd door de originele formule: het groeit met de dag en nieuwe edities volgen.

Camping Sunset speelt Ten Oorlog (c) Tina Herbots

Ook al bestaan er heel wat gradaties binnen de try-out, het gaat in principe steeds om gerepeteerde voorstellingen die in een meer of minder pril stadium aan een publiek worden getoond. Een ander scenario is het openstellen van het repetitieproces zelf. 

Chloë Herteleer werkte tot voor kort als programmator bij DE SINGEL, waar ze onder andere masterclasses initieerde. “Omdat DE SINGEL een gebouw deelt met het conservatorium vormt de passage van een topmuzikant een mooie gelegenheid voor uitwisseling met de studenten. Zo zijn de masterclasses ontstaan als een samenwerking met het conservatorium. Studenten krijgen de kans om te werken op een bepaalde partituur, onder begeleiding van gerenommeerde muzikanten.” 

Hoewel de masterclasses dus in de eerste plaats gericht zijn op conservatoriumstudenten, zijn ze in DE SINGEL altijd toegankelijk geweest voor het publiek. En heel wat mensen zijn inderdaad geïnteresseerd in hoe het er tijdens de werksessies aan toegaat. “We hebben van in het begin publiek toegelaten. Reserveren is niet nodig en toegang is gratis – het is uiteindelijk geen afgewerkt product dat je aanbiedt. Geleidelijk aan is er een publiek gegroeid voor de masterclasses. Bij echt grote namen zoals András Schiff of Richard Goode liep het aantal toeschouwers zelfs op tot 80 à 100, ook al was dat nooit een doel op zich.”

Masterclass Richard Goode in De Singel (c) Rudi Wilderjans

Work in progress

Generale, try-out of (open) repetitie: allemaal betrekken ze het publiek bij de finalisatie van een voorstelling. Maar evengoed wordt er nog vroeger in het creatieve proces een en ander wereldkundig gemaakt. Makers zetten bijvoorbeeld letterlijk de deuren van hun studio’s of ateliers open en geven nieuwsgierigen zo een inkijk in wat er zich daarachter afspeelt. Tijdens Atelier in Beeld verwelkomen deelnemende kunstenaars jaarlijks het publiek in hun ateliers. Het is natuurlijk een opportuniteit voor makers om werk te tonen, maar de organisatie kiest bewust voor de context van de “werkplek waar je sporen ziet van het maakproces,” omdat op die manier “bezoekers zien waar en hoe het werk ontstaat”

Bij heel wat residentieplekken is er de mogelijkheid of gewoonte om aansluitend op het verblijf iets te tonen. Die output kan zeer concreet zijn, maar vaak gaat het om tijdelijke momentopnames in de artistieke ontwikkeling. Werkplaats voor experimentele muziek en geluidskunst Q-O2 organiseert regelmatig dergelijke post-recidency presentations. ON_OFF_SPACE is het residentieprogramma van DE SINGEL. Een toonmoment is niet vereist maar wel mogelijk als de kunstenaar dat wenst. De Grote Post heeft eveneens kunstenaars in residentie en wil tegelijk een open huis voor de gemeenschap zijn. Van residenten wordt in dat kader verwacht dat ze hun artistieke onderzoek op de een of andere manier communiceren met het publiek. 

Er zijn ook heel wat initiatieven waarbij het op de planken brengen van work in progress de expliciete insteek is. In samenwerking met verschillende kunstscholen organiseert CAMPO bijvoorbeeld Mayday Mayday: “een driedaags ongecureerd festival”. Kunststudenten worden uitgenodigd om “hun prille werk en onaffe probeersels” te presenteren. “Het publiek bestaat grotendeels uit de studenten zelf, het is dus echt een festival voor en door studenten,” legt Manuel Haezebrouck uit.

“Maar het is voor CAMPO ook heel interessant om al die jonge mensen te leren kennen. Er doen heel wat eerste en tweedejaarsstudenten mee, die echt nog beginnend zijn. Het is een experimenteel festival waar mensen dingen uitproberen. Vaak zie je dat mensen elkaar hier leren kennen en later effectief met elkaar aan de slag gaan.” Hoewel deelnemers niet verplicht zijn om onaf werk te tonen, wordt dat vanuit de organisatie wel aangemoedigd. “Je merkt dat er studenten zijn die op veilig spelen met hun solo’s van op school en dat sluiten we zeker niet uit. Maar het idee is toch eerder dat mensen echt iets anders proberen op het festival, dat uiteindelijk een groot experiment is. Dus hoe meer mensen ook effectief iets proberen, hoe meer onaf werk er te zien is, des te minder erg is het ook, als er eens iets mislukt.”

Mayday Mayday bij CAMPO (c) Manuel Haezebrouck

Crude Saturdays is een gelijkaardig initiatief: elke eerste en derde zaterdag van de maand host kunstencentrum Tictac in Anderlecht een open podium en worden makers uit verschillende disciplines uitgenodigd om hun werk te tonen. De organisatoren selecteren niet: iedereen kan zich aanmelden voor een performance van 2 tot 20 minuten tot de beschikbare spots volzet zijn. Het kan om een afgewerkt stuk gaan, een spontane performance of work in progress. Crude Saturdays volgt met andere woorden het principe van het vrij podium of de open mic, zoals dat bijvoorbeeld ook courant is bij slam poetry waar het toehoorders meteen hun enthousiasme dan wel ongenoegen laten horen. 

Het Rotterdamse festival voor opera en muziektheater O. initieerde enkele jaren geleden O.Lab: geen afgewerkte voorstellingen, maar “prototypes en works-in-progress”. Makers delen hun onderzoeksvragen en bezoekers worden uitgenodigd om hun mening over de nog onaffe creaties te delen. “Bij O. Lab zit je als publiek dicht op het maakproces van de artiesten […] en kruip je in het hoofd van de bedenkers,” aldus artistiek leider Guy Coolen. 

In de zomer nodigt Theater Stap het publiek uit in de tuin voor kleinere producties die het voorafgaande seizoen gemaakt werden met en door Stapspelers. Sommige van de acts gaan later op tournee, maar een deel verdwijnt in de kast en rijpt daar nog even verder. “Voor ons en de spelers zijn deze stukjes de ideale broeiplaats om ideeën te ontwikkelen en spelers de kans te geven om podiumervaring op te doen.”

Behind the scenes

Een ander bekend format dat het creatieve proces communiceert met het publiek is de making of. “Word deel van ons maakproces, ons ambacht en onze droom”, staat te lezen op de website van Brussels Philharmonic. Je vindt er onder andere korte documentaires waarin de ontstaansgeschiedenis van bepaalde creaties wordt belicht. In The making of the Groslot Concerto for Bass Guitar leren we bijvoorbeeld hoe huisbassist Thomas Fiorini en componist Robert Groslot het idee voor een concerto voor basgitaar opvatten en welke uitdagingen er vervolgens bij de realisatie daarvan komen kijken. 

Ook Opera Ballet Vlaanderen biedt geïnteresseerden een inkijk in het ontstaan van hun producties. In de rubriek Ontdek delen verschillende betrokkenen hoe zij een bepaald project benaderen. In een recent artikel vertelt KMRU over de elektronische muziek die hij componeerde voor de nieuwe voorstelling Extant van Jermaine Spivey. Op de website van De Munt is er een Behind the Scenes-module. Het publiek kan er virtuele tours volgen, waarbij onder andere kostumering, decor en regie uit de doeken worden gedaan. 

De Belgische pianiste Marie François reist een maand naar Warschau om daar Chopins Nocturnes te studeren. Ze deelt haar ervaringen via een podcast: “haar reisvoorbereiding, haar worstelingen en triomfen, en natuurlijk de muziek”. En er zijn uiteraard ook heel wat organisaties en kunstenaars die via social media een informele blik achter de schermen delen met het publiek. 

De kunst van het falen

Het publiek wordt vandaag op allerlei manieren meegenomen in de processen die kunst voorafgaan, maar die bestaan uiteraard niet alleen uit successen. Kan niet bestaat niet is een podcast van de Brakke Grond in samenwerking met Mister Motley. Het opzet is simpel: elke aflevering vertelt een kunstenaar over een nooit gerealiseerd werk. De podcast is gegroeid uit een programma waarbij kunstenaars live op het podium in gesprek gingen over werk dat nooit werkelijkheid is geworden.

Sophie Dogterom – die Kan niet bestaat niet coördineert – vertelt dat het zaalprogramma heel erg leefde. “Er zijn zoveel verschillende redenen waarom een werk uiteindelijk niet gerealiseerd wordt, dat is bijzonder interessant. Vaak zeggen die verhalen ook iets over het kunstenveld in het algemeen – over hoe subsidies werken, over het belang van toegang tot bepaalde netwerken en middelen, enzovoort. Die verhalen zijn tijdloos en vaak heel herkenbaar voor andere kunstenaars maar ook voor kunstwerkers. Het format past heel erg bij de Brakke Grond, omdat we op verschillende manieren werk in ontwikkeling en experiment willen ondersteunen. En dus hebben we het met deze podcast willen verduurzamen.” 

Werken met “gefaalde en niet-gebruikte ideeën” is ook de insteek bij Ne mosquito pas, een initiatief van Simon Van Schuylenbergh, Nathan Ooms en Anna Franziska Jäger. Kunstenaars uit verschillende disciplines komen samen en gaan aan de slag met onuitgewerkte ideeën uit notitieboekjes, scènes die het podium niet hebben gehaald of bijzondere fascinaties waarmee ze tot nu toe niks konden doen in de context van een voorstelling. Deze scènes vormen de basis voor korte performances.

“Wij kwamen van het KASK en daar is heel veel ruimte voor improvisatie, je doet de hele tijd van die rare dingen,” vertelt Van Schuylenbergh. “Maar van zodra je professionaliseert heb je daar geen context meer voor. Dus gingen we op zoek naar strategieën om al die ideeën te tonen, niet door ze te ontwikkelen maar door ze via onze slechte smaak slechter, vuiler en schaamtelozer te maken. Omdat ze geen deel zijn van onze artistieke ontwikkeling binnen het reguliere kunstenveld ontstaat er een soort zij-wereld, een afzetmarkt voor slechte ideeën.” 

Ne Mosquito Pas (c) Wannes Cre

Input en inzicht

Wat zijn de motieven die maken dat kunstenaars hun artistieke proces delen met de buitenwereld? In sommige gevallen zijn makers uit op input van het publiek dat ze uiteindelijk willen bereiken. Met name het try-out format is gericht op het verkrijgen van feedback van het publiek. Maar ook bij bijvoorbeeld O.Lab is voorzien dat bezoekers hun mening over de nog onaffe creaties kunnen delen met makers. Hier is dus sprake van expliciete input, maar even goed interpreteren performers zelf welke elementen van een voorstelling al dan niet werken in de aanwezigheid van een publiek, zonder expliciet met hen in dialoog te gaan over het getoonde materiaal.

Tegenover input kunnen we inzicht plaatsen als een terugkerend motief. Chloë Herteleer ziet verschillende motivaties bij het publiek voor masterclasses, maar die hebben vrijwel allemaal te maken met het verwerven van inzicht in het creatieve proces. “Voor een deel bestaat dat publiek uit amateurmusici of docenten uit het DKO die zelf willen bijleren. Er zijn ook docenten die hun klassen meebrengen of studenten van het conservatorium die niet participeren maar wel komen luisteren.”

Maar er is ook interesse vanuit het brede publiek. Mensen vinden het geweldig om zo dicht bij die artiesten te zitten en mee te luisteren naar wat ze zeggen. Je komt veel te weten over de esthetiek waarin ze werken en wat ze belangrijk vinden. Je krijgt inzicht in de interne keuken: hoe gaan muzikanten om met een partituur? Wat komt er allemaal kijken bij interpretatie? Wat zijn open zaken in een partituur en hoe ga je ermee om? Ook voor een lekenpubliek is dat interessant, zelfs al begrijpen ze niet alle details. Het is boeiend om de evolutie van de studenten te horen doorheen de les. Al zijn er ook mensen die gewoon genieten van de muziek, alsof het een gratis concert is.” Ook bij Kan niet bestaat niet is de ambitie om het publiek inzicht te geven in het maakproces om zo de kennis en het begrip ervan te vergroten. 

Als we kijken naar hoe het geven van inzicht concreet wordt ingezet door makers en organisaties, lijkt daar een interessante tegenstelling te bestaan. Enerzijds wordt een inkijk in het maakproces vaak aangeboden als iets exclusiefs, dat dus niet voor het grote publiek toegankelijk is. Opvallend is bijvoorbeeld dat de blik in de interne keuken bij heel wat organisaties onderdeel is van (betalende) vriendenprogramma’s.

Vrienden van S.M.A.K. bijvoorbeeld worden uitgenodigd voor exclusieve rondleidingen in kunstenaarsateliers. De vrienden van Het Nieuwstedelijk zijn welkom op try-outs en testcases. Wie vriend wordt van Opera Ballet Vlaanderen kan aansluiten bij de “voorgenerale repetitie” en krijgt zo de kans om nieuwe producties al bij de eerst mogelijke gelegenheid te zien. O.Lab is weliswaar geen onderdeel van een vriendenprogramma, ook hier wordt er gewezen op het exclusieve karakter van een inkijk die “normaal is voorbehouden aan een select gezelschap”.

Anderzijds heeft zo’n inkijk juist een drempelverlagend potentieel en wordt het ingezet om het draagvlak voor kunst te vergroten. Atelier in Beeld is bijvoorbeeld een zeer laagdrempelig event, dat door het parcours-karakter een breed publiek bereikt. 

Sophie Dogterom vertelt dat er vaak zo’n grote afstand lijkt te bestaan tussen kunst en het publiek. “Bijna elke aflevering van Kan niet bestaat niet doorbreekt dat op de een of andere manier. Kunstenaars vertellen over projecten die gefaald zijn en dat brengt kunst veel dichterbij het dagelijkse leven van luisteraars.” Het communiceren van het maakproces kan met andere woorden toeleidend werken. “Het is altijd de bedoeling geweest om met het initiatief kunst van de sokkel te halen. En dat gebeurt ook: sommige kunstenaars vertellen over hoe hun ouders meehelpen in hun praktijk, sommigen vertellen hoe ze een performance in de openbare ruimte niet hebben gedaan omdat ze het simpelweg niet durfden. Het zijn dingen die laten zien dat kunstenaars ook maar gewoon mensen zijn.” 

Kan niet bestaat niet geeft op die manier niet alleen een inkijk in de individuele praktijk van kunstenaars, maar bevraagt ook het kunstenveld meer algemeen. Het kritische potentieel van werken met falen is eveneens een cruciaal onderdeel van Ne mosquito pas. Door met slechte ideeën aan de slag te gaan, bevragen de makers de normatieve kaders waarin ze opereren.

Van Schuylenbergh legt uit dat Ne mosquito pas tegelijk ook de onderliggende structuren en systemen waarin kunstenaars bewegen bevraagt. “We leven en produceren in een neoliberaal systeem waarin competitie de sociale norm, en individueel succes de drijfveer is. Dan is falen als attitude voor creatie natuurlijk een manier om die succes-georiënteerdheid te bevragen. Ne mosquito pas wil reflectie over de manier waarop we vandaag werk produceren aanjagen. Het is een uitnodiging om bijvoorbeeld met meer zorg naar elkaar te kijken.” 

Je leest: Kroniek Publiek: Een blik achter het gordijn