Risico

Landschapszorg: dat wil zeggen dat je niet alleen kijkt naar de kwaliteit van het individuele dossier, maar ook hoe het zich verhoudt tot andere dossiers. Binnen een disciplinaire beoordelingscommissie bepaal je dus niet louter welke dossiers waardevol zijn op zichzelf. Je bepaalt ook welke dossiers absoluut nodig zijn om het ecosysteem van een discipline gezond te houden. Dat is: hoe hou je het ecosysteem dynamisch, meerstemmig, inclusief, open voor vernieuwing, met respect voor traditie, … Dossiers die én op zichzelf waardevol zijn, én zo een sleutelpositie in het landschap opnemen worden — zo luiden de richtlijnen — “positief, en binnen budget” geadviseerd. De procedures maken van Landschapszorg niet enkel een zorg van de Landschapscommissie, maar ook van de disciplinaire commissies.

Dat is niet nieuw. Beoordelaars kijken vanouds naar het landschap als geheel. Maar de Landschapstekening Kunsten (2019) stelde vast dat beoordelaars daarvoor geen concrete tools hadden. Die zijn nu ingebouwd, bijvoorbeeld door een commissie een zicht te geven op het beschikbare budget. Maar de Landschapstekening stelde ook een dalende bereidwilligheid vast bij de overheden om kunsten te financieren. De sterkte van het Kunstendecreet is dat het veel macht bij de sector zelf legt. En daarom vraagt het beleid aan beoordelaars om binnen hun advies rekening te houden met het beschikbare budget.

Een positief advies moeten beoordelaars in de komende ronde aanvullen met de kwalificatie “binnen budget” of “buiten budget”. Dat wordt gebaseerd op het beschikbare budget dat hen wordt meegedeeld. Maar hoe breng je dat reliëf aan? Het Kunstendecreet reikt hiervoor het begrip ‘Landschapszorg’ aan, met de hoop dat dit tot een gezond ecosysteem leidt. Hier willen we het hebben over welke plek ‘risico’ inneemt in zo een gezond ecosysteem.

Risico kan gaan over iets mogelijk maken met belastinggeld dat het op de markt niet zou halen. Risico kan zijn dat je vertrouwt dat een instromende organisatie de hoge normen op vlak van professionaliteit nog wel zal inhalen. Risico kan zijn dat pioniers een kans krijgen, en dat mislukken een optie is. Risico gaat over nog zo veel meer. In een context van beperkte middelen is er daarom de vraag hoeveel budgettaire ruimte risico krijgt, en wie het risico draagt.

Risicovolle creaties mogelijk maken, vernieuwende curatoriële praktijken uitzetten, zuurstof inbrengen in het landschap: deze zaken worden waarschijnlijk opgenomen door organisaties die al (werkings)subsidies ontvangen. Op die manier kunnen beoordelaars een veilige, relatief risicoloze keuze maken voor een ervaren, al ondersteunde werking. Ze vertrouwen dan op het kritische poortwachterschap van die organisatie om verantwoorde risico’s te nemen. Die redenering is legitiem. Maar beoordelaars zitten ook in een positie waar ze zelf risico’s kunnen nemen door prioriteiten te stellen. Ze kunnen kiezen om mee te gaan in het risico van een bestaande organisatie die zich helemaal herdenkt. Of ze kunnen een organisatie die zich voor het eerst aandient, vertrouwen geven en gestaag laten professionaliseren. 

De uitdaging in deze ronde is natuurlijk dat die overwegingen gemaakt moeten worden met duidelijk zicht op het beschikbare budget. In een situatie waarin meer dossiers positief worden bevonden dan het beschikbare budget aankan, is kiezen voor de ene, het verliezen van de andere. Vroeger was het aan de Vlaamse Regering om die moeilijke keuze te maken. Nu delen de commissies die verantwoordelijkheid en legt het beleid de keuze bij de sector zelf.

Het is daarom belangrijk dat beoordelaars een visie hebben op risico. Welke risico’s willen ze zelf nemen, welke risico’s willen ze bij de kunstenorganisaties leggen, en hoe speelt risico een rol bij het binnen, dan wel buiten budget plaatsen van een dossier? En wat zijn de langetermijngevolgen van zulke beslissingen?