Landschapstekening 2019: Beeldende kunsten

Jos de Gruyter & Harald Thys, MONDO CANE, 2019. Courtesy and copyright of the artists and the Belgian Pavilion. Foto: (c) Nick Ash.

Voor een relatief klein land als België is de sector van hedendaagse beeldende kunsten erg rijk, dens en kwaliteitsvol. Het veld is vooral van onderuit gegroeid, dankzij de overtuiging en bevlogenheid van enkele individuen en de sporadische inbreng van verschillende overheden. Er opereren diverse spelers – privaat en publiek, profit en non-profit, tussen kunsten en erfgoed – die men vanuit internationaal perspectief als klein of middelgroot kan beschouwen en die men moet situeren in de periferie van de grote centra uit de buurlanden, zoals Londen, Parijs of Noordrijn-Westfalen.

De hedendaagse beeldende kunsten in Vlaanderen en Brussel dragen sporen van een geschiedenis van versnippering en onderlinge concurrentie, waarin een welomschreven strategie vanuit het beleid nog maar een recent fenomeen is. Maar stilaan groeit de sector door naar een samenhangend ecosysteem met tal van waardevolle initiatieven die de vinger aan de pols van de maatschappij houden.

Korte geschiedenis

In 1950 wordt door het Antwerpse stadsbestuur het Middelheimmuseum opgericht, een van de eerste publieke instellingen voor hedendaagse (beeldhouw)kunst in Vlaanderen. Veel van de latere organisaties zullen echter vanuit privaat initiatief tot stand komen. Zo sticht advocaat Karel Geirlandt in 1957 met een groep van verzamelaars en andere gelijkgezinden de Gentse Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst (VmHK). In 1975 geeft de Stad Gent gehoor aan de vereniging door een volwaardig museum te installeren, met Jan Hoet aan het hoofd. Het museum — het huidige S.M.A.K. — opereert binnen de muren van het Museum voor Schone Kunsten (msK) en krijgt pas in 1999 een eigen gebouw.

Eind jaren 1960 en in de jaren 1970 richten enkele gedreven kunstenaars en kunstkenners galeries op waar heel wat namen uit de buitenlandse avant-garde worden uitgenodigd om tentoon te stellen en lezingen te geven. Vroege voorbeelden zijn de Wide White Space in Antwerpen, New Reform Gallery in Aalst of mtL in Brussel, waar zich netwerken tussen verzamelaars en kunstenaars vormen met sterke connecties in Amsterdam, Keulen en Düsseldorf. Latere betekenisvolle galeries zijn Albert Baronian (Brussel), Micheline Swzajcer (Antwerpen), Het Gewad (Gent) of Bruges la Morte (Brugge).

De Vlaamse overheid rolt in de jaren 1970 de cultuur- en gemeenschapscentra uit over heel Vlaanderen. De meeste worden uitgerust met een theaterzaal en een foyer waar ook (lokale) beeldende kunst kan worden getoond. Slechts enkele worden uitgerust met een ruimte die specifiek voor tentoonstellingen is bedoeld. In 1970 neemt diezelfde Vlaamse overheid in Antwerpen het initiatief voor het Internationaal Cultureel Centrum (Icc) – met Ludo Bekkers aan het hoofd en later Flor Bex — een van de eerste publieke toonplekken voor avant-gardekunst in Vlaanderen. In de jaren 1980 komt uit de werking van het Icc het muHKA (nu m HKA) voort, wat nog steeds het grootste museum voor hedendaagse beeldende kunst in Vlaanderen is. In die periode ontstaat in Oostende het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst (PmmK) – dat later opgaat in het huidige mu.Zee — met een collectie van voornamelijk Belgische kunstenaars uit de twintigste eeuw.

In de jaren 1980 en vroege jaren 1990 zijn er een aantal opmerkelijke tentoonstellingen en artistieke projecten die drijven op de contacten en ondernemingszin van een aantal Vlaamse kunstenaars, curatoren en critici. Voorbeelden zijn Doch Doch (1985) en In de Maalstroom (1986) van Chris Dercon, Chambres d’Amis (1986) van Jan Hoet, America. Bride of the Sun (1992) van Catherine de Zegher en de expo’s tussen 1986 en 1988 in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten onder Jan Debbaut. Mede door een gebrek aan kansen in de institutionele context in België vertrekt een aantal van deze figuren naar het buitenland. Daarmee verdwijnt ook hun netwerk en dat heeft een effect op de internationalisering van de Vlaamse kunstscene. In de jaren 1990 zijn het vooral de meest ondernemersgerichte kunstenaars die (in samenwerking 25 met hun galeries) internationaal naam maken, zoals Wim Delvoye, Patrick Van Caeckenbergh of Luc Tuymans.

Doorheen de jaren 1980 en 1990 zien we op initiatief van kunstenaars en curatoren een aantal organisaties ontstaan die een belangrijke rol vervullen in de Vlaamse sector, zoals Kanaal Foundation (1987-1998) in Kortrijk, Argos (1989), Etablissement d’en face (1991) en Roomade (1996-2006) in Brussel, of het nIcc (1998) en Objectif Exhibitions (1999-2016) in Antwerpen. De Vlaamse overheid bouwt in die periode beleidsinstrumenten uit die kunstenaars en organisaties ondersteunen (Verhack 2011). Zo wordt in 1982 de Vlaamse Commissie Beeldende Kunst (VcBK) geïnstalleerd, een adviescommissie van professionelen uit de beeldendekunstensector die de minister bijstaat in zijn beslissingen over kunstaankopen en prijsuitreikingen aan kunstenaars. Midden jaren 1980 worden er voor het eerst werkbeurzen, toelagen en reisbeurzen toegekend aan kunstenaars en kunnen organisaties bogen op jaarwerkingen. Die laatste zijn echter niet structureel of meerjarig van aard, wat de langetermijnplanning van de organisaties bemoeilijkt. Onder leiding van Jef Cornelis zorgt het VcBK in de jaren 1990 voor de verfijning en uitbreiding van subsidies aan kunstenaars en organisaties en voor de ontwikkeling van een ‘predecretale regelgeving voor de beeldende kunstsector’. Maar er is nog geen sprake van meerjarige en projectmatige ondersteuning zoals deze via het Podiumkunstendecreet dat in die periode in voege is getreden.

Pas in 2006, met het in werking treden van het Kunstendecreet, komt er vanuit de overheid een volwaardig subsidieinstrument waarmee zowel kunstenaarscarrières en projecten als beeldende kunsten-organisaties kunnen worden uitgebouwd. Het zet de inhaalbeweging in in de ondersteuning van beeldende kunst, die tot 2009 door gaat en vanaf 2010 terugvalt onder invloed van besparingen (Verhack 2011, 16).

Het aantal en het bedrag van de toegekende projecten en beurzen via het Kunstendecreet schommelt doorheen de jaren en bereikt alleen in 2013 het niveau van voor 2010 (Hesters, Janssens, en Leenknegt 2018, 374 en 377). Anno 2019 zijn er slechts 25 organisaties (op een totaal van 207) die exclusief binnen de beeldende en audiovisuele kunsten opereren met werkingssubsidies via het Kunstendecreet (Kunstenpunt 2016). Zij vertegenwoordigen samen iets minder dan 7% van het totale budget aan werkings- subsidies (Kunstinstellingen niet meegerekend). Tot die groep organisaties behoren onder andere kunst- hallen, residentieplekken en productieplatformen. Binnen het Kunstendecreet zijn er naast deze groep nog multidisciplinaire kunstencentra, tijdschriften en presentatieplatformen die inzetten op beeldende kunsten.

De musea die we in voorgaande paragrafen vermeldden — m HKA, Middelheimmuseum, mu.Zee, S.M.A.K. — krijgen vandaag werkingssubsidies via het Erfgoeddecreet. Ook de stedelijke en gemeentelijke overheden blijven van belang voor het huidige veld door verschillende lokale initiatieven te ondersteunen. En uiteraard is het beeld van dat veld niet compleet zonder de talrijke private initiatieven — zowel profit (zoals galeries) als non-profit (zoals veel projectruimtes).

Spelers in de hedendaagse beeldende kunsten

In dit onderdeel duiden we de rollen die de gesubsidieerde spelers (in kunsten en erfgoed) en de private spelers (profit en non-profit) opnemen in de huidige sector:

  • Kunstenaars
  • Curatoren
  • Presentatieplatformen
  • Ruimtes voor ontwikkeling
  • Participatieve kunstpraktijken
  • Reflectieplatformen
  • De kunstmarkt
  • Kunstenerfgoed
  • Het georganiseerde veld

Uitdagingen

We identificeren drie uitdagingen waarmee de sector van de hedendaagse beeldende kunsten in Vlaanderen en Brussel wordt geconfronteerd. We staan ook stil bij de oorzaken en omgevingsfactoren die hier een rol in spelen en mogelijke pistes om met deze uitdagingen om te gaan.

  • De positie van de beeldend kunstenaar
  • De lokale rol van hedendaagse beeldende kunsten
  • Werken in een internationale omgeving
Je leest: Landschapstekening 2019: Beeldende kunsten