The proof of the pudding is in the eating

Het op vraag van het departement CJM van de Vlaamse overheid gevoerde onderzoek naar de functie participatie in het Kunstendecreet, vertrekt vanuit een brede visie op participatie, los van een specifieke invulling van deze functie in het Kunstendecreet. Ook al blijft de complexiteit van het gegeven participatie in de kunsten in het vizier, toch gaan een aantal voorstellen voorbij aan enkele cruciale inzichten in de verschillende processen van artistieke betekeniscreatie. Wat is de relevantie van het onderzoeksrapport als recept voor participatie in het Kunstendecreet? Vanuit de kunstenpraktijk en -theorie stellen we een koppeling van de vijf functies van het Kunstendecreet aan diverse processen van betekenisproductie voor.

Begin 2018 publiceerde het departement Cultuur, Jeugd & Media het rapport over het onderzoek naar de functie participatie in het Kunstendecreet dat werd afgerond in juni 2017.

De studie stelt een participatie- en interpretatiekader voor dat uitgaat van cultuur voor iedereen. Het rapport maakt een interessante analyse van de beoordelingsprocedure van de structurele ronde in 2016. Het brede participatiekader is nuttig als inspiratie om als organisatie of kunstenaar een beter begrip te krijgen over wat cultuurparticipatie allemaal kan inhouden. Vier grote vormen van participatie worden vanuit organisaties en/of publiek beschreven: participeren aan een kunstenaanbod, participeren aan de productie van een kunstwerk, culturele democratie en beleidsparticipatie. In dit participatiekader verschijnt de kunstenaar eerder als opdrachtnemer dan als actor, zoals die in het Kunstendecreet een centrale rol speelt. De studie erkent de rijkdom op het terrein wel, maar vertrekt niet vanuit artistieke werkingen van aanvragers binnen de decretale functie participatie. Organische artistieke processen worden in het interpretatiekader verknipt en opgedeeld in tien stukken. De op dit kader gefundeerde conclusies en aanbevelingen zijn te generiek om uitspraken te doen over artistieke praktijken binnen de functie participatie in het Kunstendecreet.

Welk inzicht in de invulling van participatie in de kunsten kunnen de kunstenpraktijk en -theorie geven dat we in het onderzoeksrapport hebben gemist?

Participatie is breder dan de sociaal-artistieke en educatieve praktijken in die zin dat het wijst op een bredere trend binnen de kunsten om anders om te gaan met hun publieken en hen meer te betrekken als actieve partners bij de processen van creatie en betekenisproductie.

Erwin Jans, dramaturg, docent en essayist, Visietekst participatie bij de Landschapstekening Kunsten (2014).

De esthetica bestudeert hoe betekeniscreatie ontstaat vanuit het samenspel tussen kunstenaar, kunstwerk, kunstenorganisatie, publieken (participant, toeschouwer, cocreator, beschouwer…) en samenleving. De spelregels en de rollen van deze actoren in een esthetische ervaring kunnen sterk verschillen naargelang van de context van de interacties. De aanhoudende discussie over bemiddeling en participatie binnen de kunstensector zelf kan in dit kader beter begrepen worden: het discours maakt integraal deel uit van de kunstenpraktijk, want het is zelf een element van de betekeniscreatie en de ontwikkeling van de kunsten.

De diversiteit van het “betrekken van een publiek als actieve partner bij een proces van betekeniscreatie” wordt ook zichtbaar vanuit een koppeling aan de functies in het Kunstendecreet:

  • functie ‘ontwikkeling’: levenslang leren en talentontwikkeling van kunstenaars (indien zonder betrokkenheid van publiek hoort het niet thuis in dit overzicht),
  • functie ‘productie’: visie op promotie en spreiding van artistiek werk,
  • functie ‘presentatie’: visie op actieve publieksbemiddeling,
  • functie ‘participatie’: visie op betrekken van niet-kunstenaars in artistiek proces,
  • functie ‘reflectie’: visie op toegankelijkheid van reflectie over en kritiek op kunst, met telkens ruimte voor zelfprofilering en het eigen artistieke DNA van initiatiefnemers, vanuit het artistiek plan of eigen aan de verschillende bouwstenen van kunstdisciplines.

De verbeeldingskracht en methodieken waarmee de kunstensector publieken betrekt bij processen van betekenisproductie verschillen sterk van die van de bredere cultuursector (amateurkunsten, sociaal-cultureel werk, erfgoed), het jeugdwerk, het onderwijs, het welzijnswerk, de media. Het stimuleren van de groei van betekenisvolle artistieke uitkomsten doe je volgens een andere methode dan bij een emancipatietraject of opvoedkundig proces waarbij je eerst vastlegt wat iemand wil leren en vervolgens het te volgen, volgens sommigen liefst lineair, pad ontwerpt.

Openheid is de basishouding: nieuwsgierig naar het nog onbekende en er vanuit deze onzekerheid toch zintuiglijk, emotioneel en/of cognitief door willen worden uitgedaagd. Afvinken van vooropgestelde individuele of maatschappelijke doelen kan nooit de bedoeling zijn omdat het de esthetische ervaring in de weg kan staan. Het is belangrijk dat kenmerken van een artistieke benadering zoals vertrekken vanuit kunstenaars, diepgaand, procesmatig, intuïtief werken, op maat en wars van vaste formats e.a. naar waarde worden geschat. In deze visie is elk contact met de kunsten steeds vrijwillig, ongedwongen en bewust. Dat in een esthetische ervaring tegelijk inhoudelijke inzichten, sociale vaardigheden of technische kennis opgebouwd kunnen worden, doet wel eens vergeten dat de essentie van kunst niet-functioneel is. Kunstenaars stellen vragen aan heersende verhalen, signaleren spanningen. Het wekken van nieuwsgierigheid naar de betekenis van een kunstwerk lukt niet altijd vanuit het contact met een kunstwerk alleen. De verbeelding kan een aanmoediging, omweg of technisch hulpmiddel gebruiken. Een goede omkadering maakt ruimte voor verbindingen tussen kunsten en participanten via een veelheid van inhouden en werkvormen. Inzicht in de manier van werken van een artistiek participatief project, geeft je niet meteen een kader of routeplan voor het volgende artistieke participatieve proces.

Als we binnen de kunsten zoveel diverse manieren zien waarop participatief wordt gewerkt, hoe kunnen we de meerwaarde van artistiek denken en doen in het omgaan met complexe contexten dan beter delen met partners in het brede cultuurveld en beleidsmakers die blijkbaar nood hebben aan een ‘ordenend kader’?

Misschien kan het denkkader van Dave Snowden ons aanknopingspunten bieden? Naast het in de organisatiekunde gekende onderscheid tussen geordende en chaotische systemen, plaats hij een derde: complex adaptive system. Geïnspireerd door kennis uit de chemie en de biologie beschrijft hij hoe individuen en groepen in zo’n systeem samen evolueren en tegelijk het systeem zelf veranderen. Co-evolution verloopt zelden lineair of causaalhindsight does not necessarily lead to foresight. Een complex adaptive system maakt binnen bepaalde grenzen een veilige experimenteerruimte voor leer- en werkprocessen in de richting van de doelen die het zichzelf stelt, al zoekt het daarbij soms bewust niet naar evenwicht. Kenmerken die hij beschrijft, bijvoorbeeld dat veranderingen onverwacht en plots kunnen ontstaan, dat kleine aanpassingen grote gevolgen kunnen hebben, dat het geheel nooit gelijk, maar groter of kleiner dan de som van de delen kan zijn, klinken iedereen die ooit betrokken was in een artistieke creatieproces bekend in de oren.

Na onze analyse van het onderzoeksrapport zijn we er meer dan ooit van overtuigd dat de ontwikkeling van een gedeelde taal over participatieve kunstenpraktijken ook artistieke ervaring vereist. In onze analyse Pleidooi voor onzuiverheid (2016) duidden we de diversiteit aan profielen van artistieke werkingen waarvan er veertien uitsluitend inzetten op de functie ‘participatie’ en 37 kunstorganisaties en 7 kunstinstellingen deze functie combineren met andere functies. Sinds 1 januari 2017 maken ze allemaal op een meer zichtbare manier dan voorheen werk van een waaier participatieve kunstenpraktijken. Dit engagement en de ontwikkelingen die er het gevolg van kunnen zijn, verdienen aandacht, opvolging en evaluatie binnen de kunsten, het kunstenbeleid en de maatschappij mét respect voor hun artistieke missie.

In de strategische visienota kunsten expliciteert de minister van cultuur bij de aanvang van een legislatuur de grote lijnen van de beleidsdoelen zodat indieners zich daartoe bij het schrijven van een aanvraag kunnen verhouden. Aan dit beleidsinstrument wordt in het onderzoeksrapport weinig aandacht besteed, terwijl het een ijkpunt kan zijn. Naast de eerste structurele ronde zijn er sinds 2016 ook jaarlijks drie indiendata voor beurzen en projectsubsidie. Ook bij de beoordeling van de beurs- en projectaanvragen moet de artistieke ambitie de kern van het discours zijn en blijven, op maat van de door de indiener gekozen disciplines, functie(s) en het voorliggende dossier. Recent verscheen een nieuwe oproep voor kandidaten voor de  pool van beoordelaars. We kunnen hopen dat vanaf januari 2019 weer meer experten in alle beoordelingscommissies de discussies over de visie op betekeniscreatie van de indieners kunnen voeden.

Een aantal bronnen die vanuit praktijkonderzoek en kunsttheoretische achtergrond een interessante kijk op participatie in de kunsten bieden:

  • Bishop, C. (2012). Artificial Hells, participatory art and the politics of spectatorship. London: Verso.
  • De Bruyne, P., Gielen, P. (Red.) (2011). Community Art. The Politics of Trespassing. Amsterdam: Valiz.
  • Dekeyzer, B. (Red.) (2010). Education through art. Kunst- en cultuureducatie als motor van leren. Antwerpen: Garant.
  • Dekeyzer, B. (2013). Kleine cartografie van Cultuur in de spiegel. Cultuur + Educatie, 36, 94-116.
  • Elias, W. (2011). Tekens aan de wand. Hedendaagse stromingen in de kunstfilosofie. Brussel: VUBpress.
  • Hendrickx, S. (2013). Kunst die zich voordoet alsof ze iets anders is dan kunst. Rekto:Verso, 58, 42-46.
  • Hertmans, S. (2010). Waarover men niet spreken kan. Elementen voor een agogiek van de kunst. Gent: Academia Press.
  • Hesters, D. (2016). Individuele en sociale aspecten van kwaliteitsbeoordeling in peer panels. Geraadpleegd op 16/04/2018.
  • Kunstensteunpunt vzw, (2014) Landschapstekening Kunsten. Geraadpleegd op 16/04/2018.
    De Visietekst Participatie van Erwin Jans die daar een bijlage van is, wordt op pagina 52 in het onderzoeksrapport wel vermeld, maar foutief toegewezen aan Demos.
  • Lievens, J., Siongers, J. & Waege, H. (Red.) (2015). Participatie in Vlaanderen. Eerste Analyses van de Participatiesurvey 2014. Leuven: Acco.
  • van. Dienderen, A., J. Janssens & Smits, K. (2007). Tracks. Artistieke praktijk in een diverse samenleving. Berchem: Epo.
  • van Heusden, B. & Gielen, P. (Red.) (2015) Arts Education Beyond Art. Teaching Art in Times of Change. Amsterdam: Valiz.
  • Vantomme, F., van Leeuwen, J., Van Genechten, H., Nuyttens, D., Neyrinck, J. & Jacobs, M. (2011). Makelaardij in erfgoed. Praktijkkennis voor bruggenbouwers. Brussel: Faro.
  • Vermeersch, L., & Vandenbroucke, A. (2011). Veldtekening cultuureducatie. Beschrijvende studie met evaluatieve SWOT-analyse. Leuven: HIVA.
  • Wellens, N., Joye, S., Janssens, J. & Leenknegt, S. (2016) Pleidooi voor onzuiverheid. Naar een brede visie op participatieve kunstenpraktijken. Geraadpleegd op 16/04/2018.

Je leest: The proof of the pudding is in the eating