Perspectief Curator #3 — Danielle van Zuijlen

Danielle van Zuijlen (c) Rebecca Turner

Danielle van Zuijlen werkte tot 2019 als freelancer: in de rol van curator en sparringpartner van kunstenaars, als (mede)initiator van artistieke platforms (Hotel Mariakapel, PILOOT public art platform, SOLO zomerresidentie, en recent Kunsthal Gent) en als adviseur voor verschillende organisaties en overheden (stedelijk, nationaal en Europees). In 2018 was ze een van de oprichters van de nieuwe organisatie Kunsthal Gent, waar ze sinds 2019 halftijds in dienst is als artistiek coördinator van het ontwikkelingsprogramma, en de nieuwe organisatie mee vorm geeft. Voor atelierorganisatie NUCLEO (Gent) werkt ze momenteel een ondersteunend kunstenaarsbeleid uit.

Bie Terweduwe (BT) sprak met haar in opdracht van Kunstenpunt, als een van de curatoren die aan bod komen in de reeks Perspectief Curator.

Bie Terweduwe: Wat betekent het curator-zijn voor jou?

In het woord curator zit het woord curare, wat ‘zorgen voor’ betekent. Dat is een belangrijke term, voor mij betekent het dat ik in de eerste plaats met mensen werk, en zorg draag voor mensen die kunst maken. Een curator is, in oorspronkelijke zin, echter een conservator van objecten: een persoon die voor de objecten zorgt. Ik kom vanuit het kunstenaarschap en van daaruit ben ik gaan samenwerken met andere kunstenaars. Zo ben ik langzaam opgeschoven naar de rol van curator als sparringpartner.

Ik heb altijd moeite gehad met de term curator. Het roept een beeld op van een figuur waar ik me niet mee kan vereenzelvigen. ‘De gróte ster-curator’ die soms de plaats van de kunstenaar inneemt en kunstwerken kiest in een verhaal die hij zelf uitgesponnen heeft, nee, zo zie ik mezelf niet. Mijn rol zie ik eerder als iemand tussen de kunstenaars in. Ik werk niet vanuit een toppositie waarbij ik mensen kies en bijeenbreng voor een tentoonstelling. Ik zie mijn functie eerder als een werkwoord, als een proces waarin ik samenwerk met kunstenaars naar een resultaat. Dat resultaat is niet altijd een tentoonstelling, maar kan bijvoorbeeld ook een interventie zijn in een openbare ruimte.

Er is vaak de vooronderstelling dat een curator enkel tentoonstellingen maakt. Maar ‘curator’ is een breed begrip, voor mij betekent het vooral het samenwerken met kunstenaars aan nieuw werk.

BT: Hoe ben je begonnen als curator?

Ik ben opgeleid als kunstenaar en kom dus vanuit het kunstenaarschap. Ik heb aanvankelijk een aantal jaar kunstsociologie gestudeerd in Rotterdam, wat mij een brede blik gegeven heeft over het veld. Ik heb mezelf gevoed met theorieën, besloot dan toch het veld in te gaan en ging naar de kunstacademie in Breda, Sint Joost. Daar studeerde ik sculptuur en monumentale vormgeving.

Ik heb altijd moeite gehad met de term curator. Het roept een beeld op van een figuur waar ik me niet mee kan vereenzelvigen.

Danielle van Zuijlen

Ik kreeg een afstudeerprijs op de kunstacademie en dat gaf me echt een boost. Na verschillende tentoonstellingen en projecten, waaronder een tentoonstelling in MuseumAfrica in Johannesburg, startte ik een tweejarig postgraduaat bij het MFA Glasgow. Er kwamen vele internationale curatoren langs en zo stond mijn werk op een gegeven moment op de onlinegalerie van David Bowie. De opleiding in Glasgow was een plaats die je verder bracht in de kunstwereld, als je het handig aanpakte.

Het eerste project dat ik zie als het begin van mijn curatorschap was een groepstentoonstelling die ik (samen met mijn partner, kunstenaar Bart Lodewijks) in Nederland organiseerde, ruim 15 jaar geleden. We brachten kunstenaars uit Glasgow naar de Mariakapel in Hoorn, een plek die toen werd gerund door het Amsterdamse Sandberg Instituut. Ik had er echt plezier in en het was fijn om te zien hoe ik zoiets van de grond kon krijgen. Op dat moment was ik nog aan het studeren. In het jaar dat volgde vertrok het Sandberg Instituut uit Hoorn en deed ik samen met mijn partner een voorstel aan de Gemeente om de ruimte over te nemen. Ons voorstel was om er een residentie – en tentoonstellingsplek van te maken, die de naam Hotel Mariakapel zou krijgen. Dat was allemaal nog niet vanzelfsprekend, waarom zou de gemeente zo’n plek aan twee jonge kunstenaars geven? Het leidde zelfs tot vragen in de Gemeenteraad. Uiteindelijk kregen we naast de grote kapel ook een groot deel van de omringende middeleeuwse kloostersite in beheer, met een binnentuin. Het was na mijn afstuderen een grote kans om daar echt iets van te maken. We richtten de stichting Hotel Mariakapel op, contacteerden kunstenaars, reisden naar verschillende landen en door middel van het netwerk dat ik in Glasgow had opgebouwd was het meteen mogelijk om te beginnen aan het organiseren van internationale residenties en tentoonstellingen. De organisatie bestaat overigens nog steeds en wordt momenteel gerund door Gentenaar Steve Scheirsen.

BT: Op welke manier maakte je een selectie van kunstenaars? Was dat via een bepaalde visie?

Ik begon als kunstenaar met het maken van tentoonstellingen, vanuit de wens te werken met anderen. Zo begint het vaak bij kunstenaars: samen met de mensen die je kent projecten realiseren. We zijn bijvoorbeeld bij Hotel Mariakapel gestart met een open oproep, ‘Wat zou u doen met deze ruimte?’ Maar deze aanpak was strategisch: we hadden de ruimte nog niet in beheer, en er waren kapers op de kust – in het klooster zouden luxeappartementen komen, de kapel zou een filmzaal worden. We zochten lokaal draagvlak en zijn vervolgens meteen begonnen met het maken van internationale tentoonstellingen, om te laten zien wat er allemaal mogelijk was in een kleine stad. Ik heb er vervolgens zo’n vijf jaar tentoonstellingen gemaakt en samengewerkt met vele kunstenaars in residentie, en dat heeft zich langzaam ontwikkeld naar een manier van samenwerken die nog steeds centraal staat: als coördinerende, gelijkwaardige sparringpartner te midden van kunstenaars.

Ik moest destijds niet binnen iemands visie functioneren en dat was heel prettig. Mijn manier van werken als curator is gegroeid vanuit mijn kunstenaarschap, waarin een analyse van stedelijke en natuurlijke netwerken en het zoeken naar verbanden centraal stond. Hotel Mariakapel was een playground waar we van alles konden testen. Het was voor mij één grote leerschool.

Ik zou meer moeten schrijven. Als je niet beschrijft hoe je het project ziet en wat er is tot stand is gekomen, dan bestaat het niet, dan worden dingen gemakkelijk vergeten. Het is ook belangrijk om de ontwikkeling van je visie als curator naar buiten te brengen.

Danielle van Zuijlen

Natuurlijk ging er ook van alles mis. We hebben bijvoorbeeld ook geprobeerd om mensen samen te brengen die elkaar helemaal niet kenden en dat is toch altijd risky business. Na vijf jaar continu gasten ontvangen (samenwerkingen met 120 kunstenaars en ruim 30 tentoonstellingen verder) was het tijd voor iets anders. Ik ben gestopt met Hotel Mariakapel vanuit de wens om niet meer alleen tentoonstellingen in een kunstruimte te realiseren, maar om de publieke ruimte in te trekken. Daar heb je te maken met de werkelijkheid die heel veel weerstand biedt, en het is zeer interessant om daar mee om te gaan als kunstenaar en/of curator. Het is altijd een sociale situatie waar je mensen samenbrengt, daar moet je veel hindernissen in overwinnen om iets te kunnen realiseren. En dat vind ik een spannende opdracht. De kunstenaars waar ik mee samenwerk in de publieke ruimte hebben meestal een praktijk die bestaat uit langlopende projecten en engagementen. Een lange adem is voor mij belangrijk criterium voor samenwerking.

BT: Heb je het gevoel dat je artistiek vrij bent in jouw werk?

Ja. Maar dat is ook afhankelijk van het project. Ik werk al een aantal jaar aan PILOOT, een experimenteel project in de context van een stadsontwikkeling in Gent, dat kon opstarten als een Pilootproject Kunst in Opdracht, geruggesteund door de Vlaamse Bouwmeester en de Vlaamse Overheid. Zo’n context geeft veel credibility en maakt een experimentele aanpak mogelijk die zonder bescherming moeilijk zou kunnen overleven. Ik heb bij de start van het project een basisvisie neergelegd waar de kunstenaars hun werk op hebben gebouwd. Ik functioneer vervolgens als sparringpartner en verbindende factor tussen de kunstenaars, de plek, de opdrachtgever en andere spelers die er van belang zijn. Er zijn altijd elementen die ik heb aangedragen maar het uiteindelijke kunstwerk komt van de kunstenaar. En op die manier is het gehele werk een dialoog.

Ook heb ik in het verleden verschillende tentoonstellingen gemaakt als gastcurator. Daar had ik niet steeds even veel vrijheid. Bijvoorbeeld in bij een project waar er al een aantal kunstenaars gekozen waren door de opdrachtgever, ik bouwde op basis daarvan het een concept verder uit. Maar het is een hele uitdaging om een project te helpen realiseren wanneer er specifieke richtlijnen zijn vooropgesteld door derden. Dat blijkt gewoon minder goed bij mij te passen. Uiteindelijk was het een interessant project en zo heb ik ook een andere manier van werken ervaren. Ik leerde er van dat mijn interesse niet ligt in het maken van thematische tentoonstellingen, en het sterkte mijn keuze om in de publieke ruimte te gaan werken.

BT: Op welke manier kan je jouw creativiteit uitdrukken?

Dat zit op verschillende vlakken. In de samenwerking, in het schrijven van stukken over het werk, maar ook het zetten van stappen in het werk en het bedenken van een presentatievorm maken daar deel vanuit. De kunstenaar doet uiteindelijk wel het werk, maar soms is het wel van belang dat er genoeg zichtbaarheid (en misschien wel erkenning) is voor het werk dat de curator verzet. Een groot deel van mijn creativiteit zit ook in uitdenken, opzetten en mogelijk maken van nieuwe structuren die het ontwikkelen van kunst mogelijk maken of ondersteunen – werk dat ook onderdeel is van het curatorschap.

BT: Kan je gemakkelijk een onderscheid maken tussen vrije tijd en werk?

Nee, maar ik denk dat dat als freelancer altijd een lastige is. Zeker in dit veld. Iedereen in dit veld doet dit werk graag. Het is een heel precair veld en iedereen wordt gemiddeld gezien onderbetaald, misschien buiten de mensen die vast in dienst werken. En dan nog steken vele mensen die vast in dienst zijn veel meer tijd in hun werk dan ze ervoor betaald worden. Persoonlijk ben ik niet goed in de scheiding tussen vrije tijd en werk. Maar dat is ook omdat ik mijn werk heel graag doe. Als ik een opdracht heb of aan een project werk, smijt ik me er volledig in.

Mijn manier van werken als curator is gegroeid vanuit mijn kunstenaarschap, waarin een analyse van stedelijke en natuurlijke netwerken en het zoeken naar verbanden centraal stond.

Danielle van Zuijlen

BT: Brengt tijd soms stress mee?

Freelancer zijn is een financieel onzekere positie. Ik zorg er wel altijd voor dat ik met iets bezig ben. Het is niet altijd (even goed) betaald, maar dat komt ook omdat ikzelf nieuwsgierig ben naar nieuwe dingen in opstartfase, dat geeft ook energie. Tijdsdruk is vooral een issue als je werkt met een tentoonstellingsprogramma met een ritme dat vooraf is vastgelegd. Zo’n tentoonstellingsmachine is heel dwingend. De opening ligt vast, dan moet het goed en klaar zijn en dat creëert hoe dan ook altijd stress in de laatste periode. Ik heb het nog nooit meegemaakt dat een project een week op voorhand klaar was.

Ik werk ook nog voor de Europese Commissie en andere overheden als adviseur. En dat is wel hoe ik naast mijn projecten in mijn onderhoud voorzie. Uiteindelijk komt het erop neer dat je niet rijk wordt van het curatorschap. En soms doe ik ook nog een schrijfopdracht, dat vind ik heel fijn. Het brengt weer een ander soort stress met zich mee, maar het is belangrijk om het regelmatig te doen. Ik zou eigenlijk meer moeten schrijven. Als je niet beschrijft hoe je het project ziet en wat er is tot stand is gekomen, dan bestaat het niet, dan worden dingen gemakkelijk vergeten. Het is belangrijk om de ontwikkeling van je visie als curator naar buiten te brengen. En dat zie ik wel ais een opdracht aan mezelf, om dat consequenter te doen.

Je leest: Perspectief Curator #3 — Danielle van Zuijlen