De productiedruk en de verschillende soorten van uitputting die eruit voortvloeien, zijn het gevolg van de marktmechanismen die ook in de kunstensector zijn doorgedrongen, stelt de Poolse onderzoeker Weronika Parfianowicz.
Die druk heeft nog maar weinig te maken met zingeving en betekenis. Om uit die vicieuze cirkel te geraken moeten we arbeidsomstandigheden in de kunsten op collectieve wijze verduurzamen door te kiezen voor post-groei, zorg, samenwerking en gemeenschappelijke kennisopbouw.
Dit artikel sluit aan bij het traject A Fair New World waarin Kunstenpunt op zoek gaat naar ideeën die onze nieuwe werkelijkheid fair en solidair vormgeven.
Noot bij de vertaling: ‘Overproductie’ is de titel van een artikel vertaald uit het Pools. Deze term moet begrepen worden als ‘productiedruk’ en hyperactiviteit, niet als een teveel aan productie van kunst.
Stel je voor: je neemt met mensen uit verschillende landen deel aan een workshop over klimaatactivisme en de psychologische ondersteuning die daarmee gepaard gaat. Al snel blijkt uit het gesprek dat die nood aan mentale steun niet zozeer veroorzaakt wordt door het activisme, maar wel door een bepaald model van werk en engagement dat iedereen in hun verschillende werkvelden ervaart.
Dat model kan in één woord omschreven worden: overproductie die leidt tot frustraties, burn-out, chronische vermoeidheid en onderlinge spanningen.
Gedurende enkele uren deel je je ervaringen, diagnosticeer je alle paradoxen die typisch zijn voor dit fenomeen en denk je na over hoe die vicieuze cirkel doorbroken kan worden. Na de workshop ben je overtuigd om de strijd tegen overproductie aan te gaan door je eigen productie radicaal te verlagen.
En stel je nu voor dat een collega je twee dagen nadat je deze beslissing genomen hebt vraagt om een tekst te schrijven over … ja, inderdaad, je raadt het al, je kent de ironie van het lot: overproductie in de kunsten.
Het is moeilijk is om je een lastiger dilemma in te beelden. Wat nu? Weiger ik beleefd, om blijk te geven van mijn integriteit en sterk karakter? Of dien ik een blanco pagina in met enkel de woorden: “dit is de tekst die ik niet schreef uit protest tegen overproductie”? Sluit ik uiteindelijk toch maar een flauw compromis met mezelf, verschuil ik me achter een muur van defensieve bezwaren en motieven, om te eindigen met de onhandige stelling dat “dit de laatste tekst is die ik schreef voor ik begon te protesteren tegen overproductie”?
Als ik uiteindelijk koos voor het pad van hypocrisie, nog maar eens een steen toevoegend aan de stapel ongelezen teksten, om mijn ecologische voetafdruk verder te vergroten, of om – zowel voor mezelf, als voor jullie, de lezers – tijd te spenderen die de samenleving op een andere manier had kunnen dienen, dan heb ik daar maar één verklaring voor: overproductie is niet goed voor ons. En als ik daarentegen had kunnen bijdragen, zelfs al was die bijdrage microscopisch klein, aan een verstoring van de fundamenten van dit systeem, vergeef me dan deze inconsequentie.
Overproductie is het resultaat van marktmechanismen die zijn doorgedrongen in alle domeinen van ons leven, elke vorm van creativiteit en elke instelling waarin we werken. Het is een element van een systeem dat zich voedt met onze activiteit, want het is vooral onze permanente activiteit – en niet de inhoud of de betekenissen – die winst genereert. Zodra we stoppen, uitgeput raken, een stap opzij zetten … worden we overbodig. Sterker, we zijn volstrekt overbodig wanneer we onze energie richten op dat wat echt verschil maakt, zoals zorg dragen voor wie dat nodig heeft, kind of volwassene.
Overproductie is het resultaat van marktmechanismen, doorgedrongen in alle domeinen van ons leven.
We produceren omdat we dat moeten. We produceren zodat we tijd kunnen besteden aan zorgwerk. We produceren omdat we verantwoordelijk worden gehouden voor de kwantiteit en niet de kwaliteit van wat we produceren. We produceren omdat de instelling waarvoor we werken een ambitieus programma heeft maar niet over de middelen beschikt om extra personeel aan te werven – een situatie die vaak voorkomt bij culturele instellingen [i], zoals blijkt uit het recente rapport ‘Rijke Cultuur, Lege Rekening’ van Inicjatywa Pracownicza (Arbeidersinitiatief). We produceren om ons brood te verdienen. We produceren om onszelf een schijn van stabiliteit te geven.
Maar als het enkel zou gaan over externe druk, marktmechanismen en concurrentie, dan zou dat nog meevallen. We zouden de bedreigingen kunnen identificeren, strategieën van verzet kunnen ontwikkelen. In veel sectoren echter – zeker in de kunsten, bij wetenschappelijk onderzoek, bij de activiteiten van culturele instellingen – is (over)productie vaak vrijwillig en identificeren we ons sterk met wat we doen.
Ik schrijf niets nieuws, er is al veel gezegd en geschreven over zelfuitbuiting binnen de kunsten en het culturele veld. We produceren omdat we ons werk graag doen. Omdat dat wat we produceren belangrijk is voor ons. Omdat we het gevoel hebben een verschil te maken in de wereld. Omdat het ons toelaat samen te werken met mensen waarmee we graag werken en die we waarderen.
Met productie bedoel ik niet enkel individuele, maar vooral ook collectieve projecten, acties, evenementen.
Dat laatste is van bijzonder belang omdat ik het niet enkel heb over individuele, maar vooral over collectieve projecten, acties, evenementen. We aanvaarden uitnodigingen omdat we de mensen die ons uitnodigen leuk vinden. Het zijn onze vrienden zijn en we willen hen steunen. Hun uitnodigingen strelen onze ego’s. En we lijden aan FOMO (fear of missing out), of aan de Centraal-Europese variant ervan onder het mom ‘het leven is elders’. We gaan erheen omdat we bang zijn anders nooit meer een uitnodiging te krijgen. Omdat we de persoon die ons uitnodigde niet willen beledigen, of omdat een weigering om tal van redenen moeilijk blijkt. En tenslotte, omdat we wilden weigeren maar dat in de drukte van alledag vergeten waren, en intussen is het te laat om nog te weigeren.
Af en toe komen we ook aanzetten met onze eigen initiatieven. Geen enkel koffiegesprek kan bestaan zonder het rituele: ‘waarom maken we er geen project van?’. Vaak vervallen we in een vicieuze cirkel: we beslissen om projecten te doen met onze vrienden omdat we de tijd te kort komen om samen te zijn buiten het werk, maar samenwerken – vooral in omstandigheden van tijdsgebrek en economische druk – veroorzaakt spanningen, zet de beste vriendschapsband onder druk, doet sociale banden verkillen.
Een gespannen gezinsleven, een rudimentair sociaal leven, vriendschappen die tot het uiterste worden getest – al deze zaken zijn voldoende om een verenigd front te vormen tegen overproductie. En toch is het slechts het topje van de ijsberg aan structurele, economische, sociale en ecologische problemen die onze manier van werken met zich meebrengt.
Het is een modus operandi die de omgeving waarin we werken kapot maakt, en de effectiviteit ondermijnt van de instellingen waaraan we verbonden zijn en waar we onze projecten uitvoeren. Het teveel aan evenementen beperkt de reikwijdte ervan: het is moeilijk om op de hoogte te blijven van alles, laat staan om aan alles deel te nemen.
Bovendien is er een ongelijke verdeling: grotere centra (zowel steden als instellingen) genereren zoveel evenementen dat participatie onhaalbaar wordt, terwijl andere plaatsen worstelen om zelfs de meest elementaire werking overeind te houden.
En het kan nog erger. In een wereld aan de vooravond van een ecologische catastrofe – correcter: een wereld waar die catastrofe zich begint te voltrekken – heeft elke extra actie een bijkomende kost. Onze (over)activiteit consumeert middelen en verbruikt energie.
Dit leidt tot nog meer paradoxen. We zouden graag deelnemen aan de strijd voor een betere, of op z’n minst een minder slechte wereld, maar tegelijkertijd ervaren we een dilemma: onze klimaatacties vergroten onze ecologische voetafdruk; onze acties om arbeidsomstandigheden te verbeteren leiden tot meer overuren voor collega’s. Door te schrijven over onze dwangmatige neiging tot overproductie, dragen we ertoe bij.
Hoe kan je dit tegengaan?
Het narratief dat elke verandering bij jezelf begint is verdacht. We zullen de wereld niet redden door rietjes en plastic zakjes op te geven (alhoewel we dat in een ecologisch verantwoorde wereld ongetwijfeld gaan doen). Onze individuele consumptiekeuzes ondermijnen de logica niet van het systeem dat aan de basis ligt van de klimaatcatastrofe.
Overproductie is één van die voorbeelden waar ‘bij onszelf beginnen’ nodig is voor broodnodige anti-systemische actie. We moeten ‘bij onszelf beginnen’ omdat wijzelf – onze lichamen, onze creativiteit, onze activiteit – de agenten en vehikels van een systeem zijn geworden. We versterken het door een reeks aan kleine, alledaagse handelingen en beslissingen.
We legitimeren het door de manier waarop we werken. We kunnen het openlijk bekritiseren, elke dag starten door Simon Spingers essay Fuck Neoliberalism te reciteren, maar ons anti-kapitalisme zal hol zijn zolang onze daden het systeem blijven bestendigen.
Een einde stellen aan overproductie is noodzakelijk om het idee te ondergraven dat productiviteit de belangrijkste maatstaf is voor ons handelen. De paradox is dat enkel de meest geprivilegieerden onder ons ertoe in staat zijn los te breken uit de vicieuze cirkel van overproductie.
Als ik me een situatie kan voorstellen waarbij ik mijn eigen productiviteit kan verlagen zonder elementaire economische zekerheid te verliezen, dan ben ik geprivilegieerd. En dat is de reden waarom ik het moet doen. Niet om mijn privilege te versterken met opzichtig nietsdoen, maar om een ruimte te scheppen waarin dat gevoel van stabiliteit en veiligheid gedeeld kan worden met meer mensen.
Een einde stellen aan overproductie is noodzakelijk om het idee te ondergraven dat productiviteit de belangrijkste maatstaf is voor ons handelen. De paradox is dat enkel de meest geprivilegieerden onder ons ertoe in staat zijn los te breken uit de vicieuze cirkel van overproductie.
Niet ‘self-care’ maar ‘collectives of care’
Het zou gemakkelijk zijn te wijzen op de schade die overproductie veroorzaakt aan onze fysieke en mentale gezondheid, de negatieve impact die het heeft op onze privélevens, en hoe het onze ontwikkelingskansen beperkt in andere levensdomeinen. Ik doe dit bewust niet.
Zoals Jodi Dean schreef ‘heeft de individualistische retoriek van self-care het belang onderdrukt van collectieve arbeid om onze gemeenschappelijke doelen te bereiken’. Enkel de mechanismen in vraag stellen die onze verhoogde productiviteit afdwingen, of enkel het verlagen van die dwang, is niet voldoende om de wereld te redden. Maar het creëert tijd en ruimte die we kunnen gebruiken om een reeks andere veranderingen op gang te brengen.
Laten we daar samen voor gaan. Laten we het voorstel volgen van de auteurs van het Undisciplining Political Ecology manifest, om collectives of care op te richten.
Laten we gebruik maken van bestaande organisaties en instellingen om collectieve actie te ondernemen.
Laten we lid worden van vakbonden, een krachtig instrument om veranderingen af te dwingen in de manier waarop we ons werk organiseren.
Een van die veranderingen zou een fundamentele verkorting van onze arbeidsduur kunnen zijn. Zoals bijvoorbeeld de New Economics Foundation opmerkt, zou dit helpen om in één klap een aantal van de meest dwingende problemen op te lossen. Het zou onze CO2-uitstoot veranderen, onze consumptiepatronen beïnvloeden, net als andere activiteiten die onze planeet belasten; het zou overwerk en werkloosheid kunnen oplossen, een eerlijkere verdeling van zorg- en huishoudelijke taken mogelijk kunnen maken, en onze levenskwaliteit kunnen verbeteren [ii].
Laat ons ook proberen onze werkplekken te transformeren tot feministische culturele instellingen, volgens de voorstellen die vorig jaar ontwikkeld zijn tijdens het Forum voor de Toekomst van Cultuur, die Iwona Kurz ‘een reconstructie van de fundamentele grondslagen van het denken over cultuur en samenleving’ noemde.
‘Waarden die traditioneel als vrouwelijk bestempeld worden, zoals zorg en samenwerking, zouden de fundamentele basis moeten vormen van het sociale leven, onze instellingen en onze politiek’.
Iwona Kurz
Laat ons niet geloven dat het huidige systeem de enig denkbare sociaal-economische realiteit is. Er zijn alternatieven. Eén ervan, dat rechtstreeks voortkomt uit ecologische actie en de bezorgdheid om de toekomst van de planeet, is het post-groei plan, dat oproept voor een shift weg van het paradigma van gefetisjeerde economische groei.
In plaats daarvan stellen we een transformatie van menselijke relaties, de decentralisering en democratisering van de manieren waarop kennis geproduceerd en gedeeld worden, actie voor ecologische en sociale gerechtigheid, en tot een fundamentele verandering in onze arbeidsomstandigheden. Federico Demaria, François Schneider, Filka Sekulova en Joan Martinez schreven hierover, bijvoorbeeld.
Laten we kortom komaf maken met overproductie. Het vernielt immers wat belangrijk en goed is in deze wereld, en het belet ons op te komen voor dat wat nog de moeite waard is om voor te vechten.
Zoals vele andere vormen van creativiteit, is ook deze tekst ook het resultaat van collectieve actie. Hij zou niet geschreven zijn zonder talloze gesprekken, ontmoetingen, inspirerende projecten van bekenden (of onbekenden), teksten geschreven door anderen en, natuurlijk, zonder de uitnodiging om deze tekst te schrijven.
Deze tekst zou niet geschreven zijn zonder de vele mensen uit mijn directe en indirecte omgeving die recentelijk hun ervaringen hebben gedeeld, die in de verf zetten hoezeer overproductie ons allemaal schaadt.
Veel dank aan allen met wie ik de afgelopen maanden gesproken heb, met wie ik geklaagd heb over een kop koffie of grapjes mee maakte tijdens pauzes op het werk, in het bijzonder aan de deelnemers en deelneemsters van de bijeenkomst ‘Internationalisme na het Einde van de Globalisering’, waarnaar ik in de inleiding verwijs, en aan de deelneemsters en deelnemers van het evenement ‘Art as Usual’, dat plaatsvond als onderdeel van het Eerste Klimaatplateau voor Hedendaagse Kunst.
Ik bedank alle leden van de verschillende comités van Inicjatywa Pracownicza (Arbeidersinitiatief), die hun tijd wijden aan de strijd voor betere arbeidsomstandigheden voor een brede groep mensen.
Bedankt aan iedereen die betrokken is bij het populariseren van post-groei denken, dat het alternatief kan zijn dat we zo dringend nodig hebben. En natuurlijk: bedankt aan iedereen met wie ik samenwerk en iedereen waarmee ik onproductieve tijd doorbreng.
Bio Weronika Parfianowicz
Cultuurwetenschapster, verbonden aan het Departement Cultuurgeschiedenis en Urban Studies -Instituut voor Poolse Cultuur (IKP) van de Universiteit Warschau, schreef het boek Europa Środkowa w tekstach i działaniach. Polskie i czeskie dyskusje (Centraal-Europa in teksten en activiteiten, Poolse en Tsjechische discussies – genomineerd voor de Jerzy Giedroyc Prijs van de Marie Curie-Skłodowska Universiteit in Lublin). Interesseert zich in de geschiedenis van moderne Tsjechische cultuur, verder ook in de ruimtes en gebruiken van Centraal-Europese steden, met een bijzondere aandacht voor huisvesting.
[i] Zie ook het gesprek van Jakub Majmurek met Łukasz Jaskuła (in het Pools) Praca w warszawskiej kulturze staje się luksusem. (Werken in het Warschause culturele veld wordt een luxe)
[ii] Anna Coote, Jane Franklin, Andrew Simms 21 Hours. Why a Shorter Working Week Can Help Us All to Flourish in the 21st Century, New Economics Foundation, London 2010.
Bronnen
Armiero, Marco, Stefania Barca, and Irina Velicu. 2019. “Undisciplining Political Ecology”, The Ecologist: The Journal for the Post-Industrial Age, November 6, 2019.
Demaria, Federico, François Schneider, Filka Sekulova, and Joan Martinez. 2013. “What is Degrowth? From an Activist Slogan to a Social Movement”, Environmental Values 22/2013: 191-215.
Gruszczyński, Arkadiusz. 2018. “Zamiast końca świata”, Dwutygodnik 12/2018 (253).
Majmurek, Jakub. 2019. “Praca w warszawskiej kulturze staje się luksusem”, Krytyka Polityczna, November 18, 2019.
Springer, Simon. 2016. “Fuck Neoliberalism”, ACME: An International Journal for Critical Geographies, 15/2016: 285–292.
Workers’ Initiative Trade Union. 2019. High Culture, Low Wages. Translated by Marta Olesik and Maria Dębińska. Warsaw: Workers’ Initiative Trade Union Press.
Uit het Pools vertaald naar het Nederlands door Jonas Vanderschueren
Oorspronkelijk in het Pools verschenen in DIALOG, januari 2020 / 1 (758).
Misschien ook interessant…