Kunst en internationaal/verslag gesprekstafel A Fair New World

Dat corona ons anders doet nadenken over internationaal werken is een understatement, dat het kunstenveld daar al langer mee bezig was ook. Enkel worden we nu gedwongen ons in ijltempo te verhouden tot een radicaal nieuwe internationale realiteit. Bewust internationaal werken: wat is dat, wat kan of moet het zijn vanaf nu? Wat verliest een kunstenaar die niet meer, of drastisch minder, met zijn/haar werk kan reizen, en wat kan daartegenover in de plaats komen? Met andere woorden: wanneer klopt het wel of niet om te reizen, en welke lessen hebben we getrokken uit nieuwe vormen van bewust internationaal werken tijdens de lockdown?

Welke dominante praktijken zijn niet duurzaam?

  • Door tijdsdruk wordt internationaal werken steeds korter: kort internationaal verblijf en voortdurend heen en weer reizen. Dat is niet ecologisch, en er is geen tijd voor lokale dialoog of interculturaliseren.
  • We blijven internationaal werken in onze ‘bubbels’ van gelijkgestemden, ook wel ‘netwerken’ genoemd, lokaal en internationaal, wat leidt tot verschillende vormen van monocultuur
  • De toegang tot die bubbels of netwerken wordt afgeschermd en besloten gehouden omdat internationale productie- en presentatiekansen schaars zijn, met als gevolg dat het internationaal werken hoogdrempelig is voor starters, en daardoor ongelijk.
  • Succes in het buitenland leidt tot zelfgenoegzaamheid, export en de neiging tot éénrichtingsverkeer: we zijn enkel geïnteresseerd in eigen faam, hebben nauwelijks oog voor de plekken en culturen waar we heen gaan, en geen oog voor wederkerigheid. Dat komt neer op veel nemen en weinig teruggeven.
  • Internationaal werken is ongelijk op wereldschaal: professionals uit het westen hebben middelen en visa om vrij rond te reizen, terwijl professionals uit niet-westerse landen daarvoor minder middelen hebben, en veel hinder ondervinden van het visumbeleid van westerse landen
  • Hoe gaan we om met talent dat zich hier komt vormen (P.A.R.T.S., HISK, conservatoria), soms hier blijft wonen en werken, wat een verrijking vormt van onze cultuur, maar wat te denken van de braindrain die het teweegbrengt en culturele verarming daar?
  • Een bestaan als kunstprofessional en de werkdruk en het vele internationaal reizen die ermee gepaard gaan, zet grote druk op het persoonlijk leven, bvb. kinderen en gezin (sommigen beweren dat deze niet combineerbaar zijn).

Welke praktijken moeten stoppen:

  • Mens- en gezins-onvriendelijke vormen van werken en reizen.
  • Kort verblijf en snelle heen en weer trips
  • Financiële en geopolitieke drempels wegwerken, zowel binnen het westen, in Vlaanderen, als tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’
  • Monocultuur, dominante cultuur, ongelijkheden en gesloten netwerken: netwerken moeten diverser worden en opengebroken worden.

Waar zien we duurzame praktijken ontstaan (kiem/experiment)

  • Bundelen van presentaties in het buitenland zodat er minder op en af wordt gereisd. 
  • Experimenteren met tijd: slow travel, langer verblijf, andere dingen ter plekke doen zoals onderzoek, een workshop geven, lokale kunstenaars ontmoeten.
  • Sommige residenties laten toe dat familie meereist, wat voordelen met zich meebrengt, maar ook nadelen: minder concentratie op werk, en minder het effect van huiselijke noden achterlaten en ‘op een andere plek zijn’.
  • Experimenteren met lokaal produceren, om zo weinig mogelijk materiaal en personeel te vervoeren. Dat is niet alleen te verkiezen omwille van ecologische argumenten, het schept ook meer mogelijkheden tot interculturaliseren (uit de bubbel treden van de mensen waarmee je steeds werkt en die je vertrouwt). Nadeel is dat het meer tijd vraagt (lang zoeken naar de juiste mensen, elkaar leren begrijpen, cultuurverschillen overbruggen), dat het vaak duurder is en dat je minder zeker bent dat je tevreden zult zijn over het resultaat (opvattingen over artistieke kwaliteit)
  • Kunstenaars en huizen experimenteren met digitale media: live presentaties streamen, iets opnemen en online plaatsen of de digitale archieven openen. Maar dé grote kans voor de toekomst zit in het integreren van de digitale mogelijkheden in het creatieproces zelf. Experiment met live en digitaal: het publiek wordt actief betrokken, heeft ook actieve betrokkenheid onder elkaar, er is tijd voor een voor- en nagesprek, je kan er inkomsten uit halen zoals met een gewone voorstelling omdat het publiek er op het moment zelf wil bij zijn. Publieksparticipatie is internationaal: ja kan meteen internationaal promoten en internationaal publiek werven.
  • Ook netwerken gebruiken digitale media: interne meetings verlopen digitaal en er wordt minder gereisd. Netwerken manifesteren zich nadrukkelijker in de digitale omgeving, worden daardoor opener, bereiken diverser publiek, en er ontstaan relaties tussen netwerken.

Wat zijn wenselijke duurzame praktijken voor de toekomst

  • Glokaal werken: 
    • Zowel lokaal als globaal geëngageerd, lokaal verankerd en open voor bezoekers van en perspectieven uit andere landen/continenten/culturen.
    • Bij internationale bezoeken zorgen dat er tijd wordt gecreëerd voor verbindingen op lokaal vlak. Lokale hosts voelen zich verantwoordelijk om gasten in verbinding te brengen met de lokale netwerken.
    • Werken met een bewustzijn van wat zich afspeelt in de wereld en hoe dit zich manifesteert in een lokale context.
  • Partnerships en samenwerkingsverbanden opzetten en onderhouden (met live en digitale meetings), die verlopen in twee richtingen
    • uitnodigen en ontvangen zijn in evenwicht: tegenover elke uitnodiging staat een ‘tegenbezoek’, naar voorbeeld van de Erasmus uitwisseling.
    • partners delen niet alleen co-productie en presentatie maar ook contacten, kennis, materiaal en infrastructuur: een host biedt werkruimte of verblijf, en stelt zijn/haar/hun lokale contacten ter beschikking voor bvb een regionale tour; hosts stellen hun netwerk ter beschikking voor lokale productie (materiaal, kunstenaars, diensten, infrastructuur); er wordt meer ervaring opgebouwd met lokaal produceren (vraagt meer tijd en investering dan enkel programmeren (= afname)
    • Open netwerken maken de toegang tot internationaal werken laagdrempeliger
    • netwerken blijven internationaal, ook al wordt er minder gereisd om elkaar te ontmoeten: netwerken faciliteren ook uitwisseling van kennis en productiemiddelen die evenwichtig verdeeld worden.
  • Cultureel divers en inclusief werken wordt lokaal en internationaal vanzelfsprekend. 
  • Er is meer tijd voor het verblijf op verplaatsing: tijd voor lokaal onderzoek; ontmoeting met lokale kunstscene en publiek/cultuur (zie hoger).
  • Producties worden langer op de planning gehouden voor presentaties in het buitenland. Daardoor wordt er minder geproduceerd voor korte duur.
  • Hosts staan open voor de mogelijkheid dat familie meereist: grotere kamers, extra tickets, kinderopvang.
  • Live en digitaal integreren in nieuwe werkvormen. Digitale media worden bij de start van een project meegenomen en geïntegreerd. Live blijft heel belangrijk maar kan soms samengaan met digitaal.
  • Schaarse vervoersmogelijkheden worden meegenomen bij de start van een project: makkelijk vervoerbaar materiaal of materiaal dat lokaal kan geproduceerd worden, kleine bezetting of kunstenaars die lokaal kunnen gerekruteerd worden enz.
  • Niet de verschillen accentueren maar het gemeenschappelijke. De ‘bastaard’, de mengvorm is de oplossing.

Wat is er nodig om die omslag te maken?

  • Een houding van zorg: voor jezelf, voor de mensen waarmee je samenwerkt en voor de publieken die je ontmoet in het buitenland. Houding van dialoog en wederkerigheid: niet enkel ‘nemen’, ook teruggeven.
  • Bewustzijn bij iedereen voor focus op kwaliteit veeleer dan kwantiteit: productiedruk moet dalen, meer tijd voor ontwikkeling en meer tijd voor ontmoeting met publiek, langer ter plekke blijven, de host die helpt om een tour te organiseren of extra activiteiten te plannen wanneer kunstenaars langer ter plekke blijven.
  • Tijd en middelen anders inzetten: meer tijd voor langer verblijf en langzamer reizen, uitkoopsom wordt misschien duurder of er kunnen lokaal andere activiteiten worden ontwikkeld die ook inkomsten opleveren. Nieuwe evenwichten zoeken. Herzien van tijd en middelen gaat ook gepaard met inleveren, afstand doen.
  • Kennis en contacten rond internationaal werken meer en beter delen, ook voor starters of professionals die nog geen internationaal netwerk hebben: in de vorm van databank, online gidsen, professionals die hun kennis en contacten graag delen
  • Signalen geven over anders werken, het experiment dat daarmee gepaard gaat omarmen, de ervaringen delen met collega’s en publiek.
  • De relatie kunstenaar-organisatie herzien zodat er meer zorg ontstaat voor elkaar: zorg voor een andere aanpak met meer tijd voor inspiratie, onderzoek, ontmoetingen en uitwisseling.

Kennis rond digitale media: om digitale media beter te leren kennen en het digitale als mogelijkheid integreren in het creatieproces.