Fotografie in Vlaanderen: een veelzijdig en volwaardig artistiek medium

Op vraag van Kunstenpunt geeft Stefan Vanthuyne in deze veldschets een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in de Vlaamse fotografie en een stand van zaken van de sector vandaag.

Al sinds haar oorsprong is fotografie onderhevig aan technologische ontwikkelingen, maar zelden waren de veranderingen die dat met zich meebracht zo diep- en vergaand als in de afgelopen twintig jaar. Zowel op vlak van productie, distributie, presentatie als consumptie zijn de effecten en gevolgen van de digitale evolutie groot. [1]

Foto’s zijn vandaag alomtegenwoordig, bestaan in een grote variatie aan vormen, dragers en toepassingen en bewegen zich (soms al te) vrijelijk op het schijnbaar onbegrensde internet.

De impact van dat wereldwijde web op fotografie manifesteert zich overigens niet enkel op de meest voor de hand liggende vlakken. Zo ligt het internet ook mee aan de basis van de recente hype rond het fotoboek, die ontstond als een soort tastbare tegenreactie. [2] Tegelijk zorgden het internet en sociale media voor nieuwe manieren van boekdistributie.

Was fotografie altijd al een medium dat moeilijk vast te pakken was, dan lijkt het sinds de jaren 2000 wel getransformeerd tot iets héél glibberigs. Tenminste, als we het medium van bovenaf bekijken en (vergeefs) proberen om het een welomlijnde, vaste plek te geven binnen de samenleving, binnen journalistiek, binnen kunst en cultuur.

Op de grond daarentegen, bij de vele beoefenaars van fotografie in al haar functies en dimensies, beweegt er voortdurend vanalles. Zij omarmen die veelheid aan vormen en toepassingen, bij hen is van enige nood aan categorisatie weinig sprake – behalve dan wanneer het aankomt op ondersteuning van bovenaf, en het een weerbarstig wringen wordt om te weten in welk vakje men als fotograaf nu best past.

Binnen de vele initiatieven, ontwikkelingen en activiteiten die de afgelopen twintig jaar plaatsvonden, vallen niettemin enkele tendensen te noteren, met als overkoepelende conclusie dat fotografie steeds meer eigengereid en vastberaden haar eigen, bijzonder gevarieerde weg gaat en dat het medium daarbij de ontmoeting met andere sectoren, kunsttakken en industrieën niet schuwt – wel integendeel. Deze tendens openbaart zich niet alleen algemeen en wereldwijd, maar ook hier: in Vlaanderen en Brussel.

Historische context

Deze tekst heeft als doel het in kaart brengen van de fotografie in Vlaanderen en wil een actuele balans opmaken van wat meer dan ooit een brede en dynamische sector blijkt. In 1999, vlak voor we het nieuwe millennium indoken, schreef Erik Eelbode al twee essays over de staat van de fotografie in Vlaanderen die, samen met een derde veldtekst uit 2005 waarin hij het kader en de krachtlijnen van de vorige twee nog eens bijstelde, de historische context vormen van waaruit dit betoog vertrekt. [3]

Centraal in de overzichten van Eelbode staat de vraag vanaf wanneer en in welke mate fotografie binnen de publieke kunstinstellingen en musea ernstig werd genomen als artistiek medium. Als publicist, fotocriticus en curator doelde Eelbode hierbij in de eerste plaats op het uitbouwen van doordachte fotografiecollecties, maar ook op de ontwikkeling van een historisch en theoretisch discours over het fotografische beeld, onder meer via academisch onderzoek en onderwijs. Tenslotte onderzocht hij welke instituten en instrumenten in het zog van deze evolutie ontstonden met de uitdrukkelijke wens om fotografie onder de aandacht te brengen, en hoe effectief zij daarin waren.

“Vanaf de jaren 1970 nog enigszins aarzelend,” schrijft Eelbode, “maar in de volgende decennia zonder enige vorm van twijfel, wordt de fotografie als een volwaardig artistiek uitdrukkingsmiddel erkend en gecultiveerd binnen het circuit van de actuele kunst.” [4] Dat was op het internationale vlak. Vlaanderen en bij uitbreiding België hinkte altijd al wat achterop ten opzichte van het buitenland – hier zijn het vooral de jaren 1980 die van tel zijn. 

Voor Eelbode was het Provinciaal Museum voor Fotografie in Antwerpen, vandaag beter bekend als het FOMU, een lichtbaken in een verder versnipperd fotografielandschap. De oprichting van een Antwerpse afdeling voor de geschiedenis van de fotografie, gegroeid uit de publicatiedienst van Gevaert en de fusie met de Agfa-collectie en gesitueerd in het toenmalige Provinciaal Museum Sterckshof, was zelfs voor Europa zijn tijd ver vooruit.

Niet dat het museum – dat zichzelf tot doel stelde de objecten van het fotografische medium (zowel foto’s als camera’s) te verzamelen, bewaren en bestuderen – in die tijd vrij van zorgen was. [5] Het ontbrak het museum aan de gepaste middelen en mensen om te ontwikkelen en te groeien; een erkenning op landelijk niveau en meer betrokkenheid vanwege de Vlaamse Gemeenschap ontbrak, maar leek wel noodzakelijk.

Tentoonstelling in het Fotomuseum (c) Paul Hermans – Eigen werk, CC BY-SA 4.0

In 2003 vervelt het Provinciaal Museum voor Fotografie in Antwerpen tot het Fotomuseum Provincie Antwerpen. Met een jonge directeur en een nieuwe museumploeg zet het museum in op een heterogeen en aantrekkelijk tentoonstellingsbeleid waarin zowel jong talent als gevestigde (internationale) namen aan bod komen. Met de blik op de toekomst komen de eigen collectie en het historische aspect van de fotografie meer op de achtergrond.

Eelbode laakt het feit dat in Vlaanderen geen enkel museum voor moderne kunst een noemenswaardige collectie fotografie bezit, ondanks het feit dat deze musea wel geregeld sterke monografische of thematische tentoonstellingen brengen. In tegenstelling bijvoorbeeld tot het MoMA in New York of het Stedelijk Museum Amsterdam, behandelen zij beeldende kunst en fotografie niet gelijkwaardig. De manier waarop men bij ons met hedendaagse fotografie omgaat vindt Eelbode problematisch omwille van de fragmentarische benadering en de gebrekkige kennis van fotografie en haar geschiedenis.

Het resultaat is een verarming, zowel in het historische discours als in de hedendaagse lectuur van het medium. Gelukkig zijn er in de jaren 1970 en 1980 nog de kleine galeries, die wel de vinger aan de pols houden van de actuele fotografie. [6]

Vanuit de overheid is er slechts een fragmentarisch opdrachtenbeleid, met de Documentaire Foto-opdrachten Vlaanderen van de provincie Antwerpen vanaf 1994 als enige langdurige project. Thema is de voortdurende transformatie van de open ruimte en het landschap. Maar aangezien het terrein van deze opdrachten zich beperkt tot het grondgebied van de provincie Antwerpen en dit de kwaliteit van het werk niet altijd ten goede komt, merkt Eelbode op dat het als Vlaams initiatief “vooralsnog niet uit de verf komt, of in elk geval verbleekt in het licht van internationale voorbeelden.” [7]

Vertrekkend vanuit zijn grote betrokkenheid bij en ambitie voor het medium, klinkt de conclusie van Eelbode streng: fotografie is hier “nooit in een ruimer institutioneel netwerk terechtgekomen”, de interactie tussen galeries, musea, archieven, universiteiten en kunstscholen noemt hij “bijzonder pover”, uitgeverijen en tijdschriften kunnen niet op overheidssteun rekenen en “van een breed geïnformeerd publiek en een kritische fotografische ‘cultuur’ is dan ook nauwelijks sprake.” [8]

Nood aan autonomie

Maar waar staan we nu, intussen vijftien later? Kunnen we stellen dat fotografie als artistiek medium vandaag wél voldoende ernstig wordt genomen? Welke zaken hebben daartoe bijgedragen? Maar ook: welke recente evoluties hebben een impact gehad op het medium, hebben de fotografie mee vormgegeven of in bepaalde richtingen gestuurd? Dat is wat in deze tekst zal worden nagegaan en uiteengezet.

Conclusie bij voorbaat is dat fotografie vandaag een volwaardig artistiek medium is. Mede dankzij de volgehouden inzet van instellingen, grote en kleine plekken en initiatieven – van bovenaf, maar zeker ook van onderuit – voor en rond fotografie, alsook dankzij de doorgedreven aandacht voor het medium vanuit onderwijs en onderzoek en zelfs in de media. Zo zijn rond fotografie in sneltempo een sfeer en setting ontstaan waarbinnen de zaken die Eelbode destijds aanwees als tekorten, nu steeds meer werkelijkheid worden. En dat heeft op zijn beurt ook weer gevolgen.

Fotografie is vandaag een volwaardig artistiek medium dankzij de inzet van instellingen, grote en kleine plekken en initiatieven, en de doorgedreven aandacht voor het medium vanuit onderwijs, onderzoek en de media.

Vandaag wordt meer en meer duidelijk welke vele en belangrijke rollen fotografie vervult in de samenleving en op welke manier het medium daarbij zowel in interactie treedt als in interferentie, op verschillende niveaus en binnen de verschillende geledingen. Dat brengt ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee voor de sector, onder meer wat betreft visuele geletterdheid. Welke rol kan de sector spelen bij de noodzakelijke poging om de maatschappij bewuster te doen kijken naar de mechanismen die inherent zijn aan fotografische beelden?

Fotografie kan de vorm aannemen van document, van literatuur, van journalistiek, van archief, van vraagstelling – over het medium zelf of over de hedendaagse beeldcultuur. Fotografie is democratisch en laagdrempelig. Het is als dusdanig ook een sociaal medium, wat zowel slaat op de gedeelde beleving ervan als op het potentieel van maatschappelijk engagement en zelfs politiek activisme dat het in zich draagt. Het legt heel concrete en feitelijke dingen bloot, maar kan ook meer abstracte zaken als machtsverhoudingen en ideologieën helpen onthullen. Fotografie staat op een heel directe wijze in de werkelijkheid, maar geeft die zelden eenduidig weer.

Die enorme gelaagdheid en complexe rijkdom zorgen ervoor dat fotografie niet langer te herleiden valt tot het pure reservaat van de kunst of dat van de journalistiek/documentaire – de dichotomie waarin fotografen vandaag al te vaak terechtkomen wanneer ze op zoek gaan naar financiële en andere ondersteuning. Wat deze tekst dan ook bovenal wil aantonen is de hieruit voortvloeiende, voelbare nood aan een zekere autonomie inzake de benadering en de behandeling van fotografie, in het kader van de overheidsondersteuning van de sector en in het bijzonder van de fotografen. 

Het hedendaagse fotoboek

De heropleving van het fotoboek als autonoom werk, met een verhoogde aandacht zowel binnen het institutionele veld als bij de fotografen en het fotografiepubliek, draagt vanaf 2010 sterk bij tot deze evolutie. [9] Het zorgt voor een klemtoonverschuiving van de tentoonstelling naar het boek als een manier om werk te tonen en te verspreiden – niet alleen documentair, maar ook artistiek en conceptueel werk.

Technologische veranderingen maken fotoboeken meer toegankelijk. Ze laten vooral jonge fotografen toe om het besloten galeriesysteem te omzeilen en hun werk de wereld in te krijgen; de publicatie van boeken of goedkopere zines biedt hen onafhankelijkheid en controle. Op die manier ontwikkelt zich al gauw een eigen ecosysteem van (onafhankelijke) uitgevers, boekenbeurzen, festivals en prijzen.

Net zoals het fotoboek werd aangegrepen om de geschiedenis van de fotografie – in het algemeen, of per regio of land – opnieuw te bekijken, zo wordt het als artistiek medium stilaan ook zelf onderwerp van onderzoek in de kunsten. In Vlaanderen werkt Tine Guns (KU Leuven/LUCA School of Arts) aan een doctoraat over de grenszones tussen de cinema en het fotoboek, en werd door Stefan Vanthuyne binnen het artistieke onderzoek van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen het Belgian Platform for Photobooks opgericht, een website gewijd aan het hedendaagse fotoboek in België.

Als antwoord op de vaststelling dat (ook bij ons) het fotoboek tot voor kort grotendeels werd genegeerd in de geschiedenis van de fotografie, maakte het FOMU in 2019 de grootschalige tentoonstelling Photobook Belge. [10] De bijbehorende catalogus werd opgevat als een van de ondertussen vele boeken over fotoboeken, en werd als dusdanig een internationaal gewaardeerd naslagwerk, dat naast de gelijksoortige boeken uit andere landen kan staan. 

Journalistiek versus kunst 

Stephan Vanfleteren – Belgicum

In 2007 is het ook een boek dat, meer nog dan de gelijknamige tentoonstelling in het Fotomuseum Antwerpen, fotografie in Vlaanderen een flinke boost geeft bij het grote publiek. Het gaat om Belgicum van Stephan Vanfleteren, een fotograaf die voor de pers werkt en zich op dat moment met een geheel eigen stijl en signatuur – trage zwart-witfotografie – weet te onderscheiden van de rest. Het boek wordt uitgegeven bij Lannoo. Nooit eerder werd zo’n breed publiek bereikt (of het moet zijn met de direct daaropvolgende tentoonstelling en boek Portret) en werden zoveel exemplaren van een Belgisch fotoboek verkocht. [11]

Dat Vanfleteren een persfotograaf was die gaandeweg in zijn extensieve carrière evolueert tot kunstfotograaf, is in dat opzicht niet onbelangrijk. Vlaanderen kent namelijk een rijke traditie in fotojournalistiek, met een zeker hoogtepunt in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw.

Dirk Braeckman even buiten beschouwing gelaten zijn het in de vroege jaren 2000 vooral documentaire en persfotografen die in Vlaanderen enige naambekendheid genieten [12], mede gecultiveerd door de media waarin ze publiceren, tentoonstellingen in musea en culturele centra, en boeken die in het spoor van het succesverhaal van Belgicum niet zelden ook bij Lannoo worden uitgegeven. [13]

Parallel aan deze verschuiving waarin fotojournalistiek nu ook in galeries, musea en fotoboeken opduikt, begint evenwel het mediadraagvlak voor fotoreportage te krimpen. De markt voor fotojournalistiek in Vlaanderen is (te) klein [14]; de gedrukte pers is lange tijd niet actief genoeg bezig geweest met nieuwsfotografie omwille van economische redenen.

De geëngageerde fotojournalistiek verliest bovendien morele autoriteit in een tijdperk van ‘compassion fatigue’, ‘instant gratification’ en een overgesatureerde beeldcultuur. Beelden van het moment zelf van een gebeurtenis, die dankzij de verregaande digitalisering en de sociale media onmiddellijk kunnen worden gedeeld, worden belangrijker in de nieuwscultuur – het belang van het gevoel ‘erbij te zijn’ overstijgt de betere beeldkwaliteit of de mogelijkheid tot reflectie van de foto die na het gebeuren wordt gemaakt.

Als reactie op die digitalisering zien we een bloei van zelfreflectieve experimentele artistieke praktijken die vaak teruggrijpen naar het (analoge) fotografische proces en de materiële kenmerken van het medium zelf. Dat was al langer zichtbaar in het werk van kunstenaars als Dirk Braeckman, Marc De Blieck en Aglaia Konrad, maar vormt recenter ook de drijfveer van makers als Sine Van Menxel, Tom Callemin, Bruno V. Roels, Dominique Somers en Dries Segers.

Aglaia Konrad, Shaping Stones, 2016. 25 b/w digital prints pasted on wall, From A to K, Museum M, Leuven, Belgium, 2016 (c) courtesy the artist & Galerie Nadja Vilenne – Liège / Turning Photography

Binnen de documentaire fotografie zien we opnieuw een meer onthechte stijl opkomen [15], maar ook een meer conceptuele aanpak, waarbinnen het genre zelf niet zelden wordt in vraag gesteld – denk bijvoorbeeld aan het werk van Max Pinckers, Geert Goiris, Jan Kempenaers en Jim Campers.

Daarnaast zien we ook bij ons een nieuwe aandacht voor (bij gebrek aan een beter woord) ‘essayistische’ fotografie; werk waarbij fotografen langere projecten en verhalen realiseren, niet zelden gecombineerd met een redactionele en journalistieke praktijk. Wat dit betreft schieten namen als Sanne De Wilde, Ans Brys, Titus Simoens, Jan Rosseel, Thomas Nolf, Rebecca Fertinel, Frederik Buyckx, Heleen Peeters en Bieke Depoorter te binnen.

Onderzoek en onderwijs, theorie en kritiek

Vanaf 2006 neemt het onderzoek in de kunsten een hoge vlucht en ook fotografie bezet daarin een steeds prominentere plaats. Vandaag beschikken alle Vlaamse kunsthogescholen over een of meerdere onderzoeksgroepen waarbinnen projecten kunnen worden gerealiseerd die van ver of dichtbij met fotografie te maken hebben.

Aan de hand van lezingen, symposia, publicaties en tentoonstellingen, al dan niet in samenwerking met instellingen en musea, bouwen deze onderzoeksgroepen verder aan een relevant en actueel theoretisch discours rond fotografie. Een recent voorbeeld hiervan is de tentoonstelling The Photographic I – Other Pictures uit 2017, waarvoor het S.M.A.K. en de onderzoeksgroep Thinking Tools (met Bert Danckaert, Inge Henneman, Geert Goiris, Charlotte Lybeer en Steven Humblet [16]) van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen de krachten bundelen. 

Niet zelden heeft dat onderzoek in de fotografie te maken met zelfreflectieve, artistieke praktijken van fotografen en beeldend kunstenaars die bewust vanuit een filosofisch-conceptuele hoek rond het fotografische beeld, het fotografische proces en de specifieke kenmerken van de camera zelf werken.

Ook het documentaire genre, de manier waarop fotografie zich tot de wereld verhoudt en de foto als document vormen het onderwerp van artistiek onderzoek, onder meer in het werk van Mashid Mohadjerin, Max Pinckers en Michiel De Cleene – de laatste twee richtten mee de School of Speculative Documentary op aan het KASK & Conservatorium Gent.

We proberen hier content te tonen van Vimeo.

Kunsten.be gebruikt minimale cookies. Om inhoud te zien die afkomstig is van een externe site, kan die site bijkomende cookies plaatsen. Door de inhoud te bekijken, aanvaard je deze externe cookies.
Lees meer over onze privacy policy.

Bekijk de video op Vimeo

Dat artistiek onderzoek rond fotografie vaak raakt aan zoveel meer dan enkel het fotografische, toont de onderzoeksgroep Photography Expanded aan de LUCA School of Arts in Brussel, waar onder meer Hana Miletić, Els Opsomer en Maarten Vanvolsem doctoraatsprojecten realiseren of realiseerden.

Belangrijk aspect binnen het onderzoek in de kunsten is de doorstroming naar het onderwijs, en dat is binnen fotografie niet anders. Onderzoekers zijn vaak verbonden als (gast)docent aan de instelling waarbinnen ze hun onderzoek voeren en onderzoeksprojecten komen geregeld in de reguliere onderwijsactiviteiten aan bod, hetzij via projectweken, hetzij via masterclasses en workshops.

Dankzij de vele en verschillende fotografieopleidingen in Vlaanderen kan elke fotografiestudent vandaag een brede of erg gerichte studie aanvatten, naargelang de instelling waar hij zich inschrijft, en daarbij ook eigen klemtonen leggen. Het docentenkorps bestaat grotendeels uit kunstenaars en fotografen met een solide praktijk en werkervaring; het zijn makers of theoretici die in het kunst- of werkveld het nodige aanzien genieten, zowel in binnen- als buitenland. Alumni worden vaak nog betrokken bij de opleiding, bijvoorbeeld als jurylid.

LUCA Schools of Arts biedt fotografie aan op verschillende campussen, verspreid over heel Vlaanderen en op verschillende niveaus, gaande van een afstudeerrichting binnen een bachelor- of masteropleiding Beeldende Kunsten tot een professionele bachelor in de Audiovisuele Technieken – van professioneel en toegepast tot academisch en artistiek. Zowel in Gent als in Antwerpen bevinden zich Koninklijke Academies voor Schone Kunsten; allebei bieden ze een masteropleiding Beeldende Kunsten aan met de afstudeerrichting Fotografie.

Net als aan het Narafi (LUCA School of Arts Campus Brussel) is fotografie aan Sint Lucas Antwerpen (Karel de Grote Hogeschool) een afstudeerrichting binnen de professionele bachelor Audiovisuele Technieken, de enige opleiding waarvoor geen artistieke toelatingsproef is vereist. In Antwerpen wordt de student in de eerste plaats voorbereid op een beroep in de creatieve of journalistieke sector, maar de blik gaat ook ruimer. Er is de mogelijkheid om een aansluitende, aparte masteropleiding te volgen; deze wordt gezien als de eerste fase in het ontwikkelen van een praktijk.

Zowat alle opleidingen hebben bovendien een sterke link met het buitenland via uitwisselingsprogramma’s en internationale samenwerkingen, bezoeken en deelnames aan tentoonstellingen en projecten over de grens, of via de instroom van buitenlandse studenten.

Mede door het standvastig investeren in academisch onderzoek en onderwijs is het theoretische discours over fotografie in Vlaanderen op een gedegen en duurzame manier blijven ontwikkelen, met oog voor zowel de geschiedenis van de fotografie als voor de actuele kwesties waarmee het medium te maken krijgt.

Ook het Lieven Gevaert Research Centre for Photography, Art and Visual Culture speelt hierin een belangrijke rol. Opgericht door Jan Baetens en Hilde Van Gelder in 2004, is het vandaag een samenwerking tussen de KU Leuven en de Franstalige tegenhanger UCLouvain, waaraan ook de LUCA School of Arts is verbonden. Naast de theoretische boeken die binnen de Lieven Gevaert Series worden uitgegeven runnen ze ook het tweetalige, peer reviewed e-journal Image [&] Narrative.

Critici en publicisten als Eelbode zelf, maar ook Dirk Lauwaert, Inge Henneman, Bert Danckaert en Steven Humblet, die vaak ook een band hebben met onderwijs en onderzoek, dragen bij via tijdschriften als HART en De Witte Raaf.

Trigger Magazine

Ook het FOMU droeg (mede onder impuls van Eelbode en Henneman) zijn steentje bij aan de kritische reflectie over fotografie via zijn tijdschrift. Vandaag doet het museum dat nog steeds, sinds enige tijd ook via Trigger magazine, een online platform en papieren magazine dat diepgaand debat omtrent fotografie aanmoedigt, vooral vanuit maatschappelijk oogpunt, en dat via de uitsluitend Engelstalige teksten ook sterk internationaal is georiënteerd.

Binnen de reguliere media wordt vandaag niet meer aan fotokritiek gedaan zoals dat vroeger gebeurde door bijvoorbeeld iemand als Johan De Vos. Fotografietentoonstellingen of fotoboeken die niet gesmaakt worden door de redactie komen gewoon niet aan bod; [17] de rol van de recensent is eerder die van een gids die interessant werk onder de aandacht brengt van het publiek.

De meeste recensenten die geregeld over fotografie schrijven – zoals Jozefien Van Beek, Jan Desloover (De Standaard), Rik Van Puymbroeck, Tom Peeters (De Tijd), Sofie Crabbé (HART) – schrijven ook over kunst in het algemeen, over literatuur of over andere onderwerpen. Stefan Vanthuyne schrijft, weliswaar als freelancer, dan wel weer uitsluitend over fotografie, onder meer voor De Standaard.

Musea en galeries: waar fotografie bekijken?

De periode rond 2010 bracht voor het FOMU opnieuw grote veranderingen. In 2009 verwierf het museum zijn landelijke erkenning, nadat een jaar eerder directeur Christophe Ruys ontslag had genomen en er in 2006 grote verbouwingen waren gebeurd. In 2010 werd Elviera Velghe directeur. Curator Inge Henneman, tevens hoofdredacteur van het magazine, ging na tien jaar freelance. Zij werd afgelost door Rein Deslé als curator en Tamara Berghmans als curator-conservator; twee jaar later zou ook Joachim Naudts het curatorenteam vervoegen. In 2015 kreeg het FOMU de archieven van Agfa-Gevaert en fotograaf Herman Selleslags in bewaring. Een jaar later onthulde het museum de Lieven Gevaerttoren: zeshonderd vierkante meters extra en bovendien klimaatvriendelijk depot. 

Ondanks kleine besognes en kritiek hier en daar [18] zou dit jonge team het museum een solide plek bezorgen op het Europese hedendaagse fotografietoneel, dankzij actuele tijdelijke monografische en thematische tentoonstellingen en samenwerkingen met externe curatoren en instellingen.

Gallery FIFTY ONE

Nog in Antwerpen bevinden zich drie galeries die zich quasi-uitsluitend met fotografie bezighouden. [19] Gallery Fifty One handelt vooral in eerder klassieke kunstfotografie, maar heeft ook hedendaagse namen in huis. IBASHO is gespecialiseerd in Japanse fotografie en Stieglitz19 brengt vooral aanstormend Aziatisch talent. [20]

Bracht het M HKA in 2000 nog twee tentoonstellingen waarin het fotografische beeld centraal stond [21], dan zou het dat in de twintig daaropvolgende jaren slechts vier keer doen. [22] Ook in de andere musea voor hedendaagse kunst komt fotografie eerder sporadisch aan bod. Het S.M.A.K. in Gent zag het fotografische licht pas rond 2014; sindsdien staat de teller op drie monografische en een tweedelige thematische groepstentoonstelling. [23] Een gelijkaardige tendens zien we bij WIELS in Brussel, met vier monografische tentoonstellingen sinds 2012. [24]

Meest in het oog springende instelling in dit hedendaagse kunstenveld is echter Museum M in Leuven. Uitgezonderd Roe Ethridge in 2012 en Thomas Demand in 2020, presenteerde het museum uitsluitend Vlaamse namen in een solo-opstelling: Katrien Vermeire in 2010, Dirk Braeckman in 2011 en 2018 (naar aanleiding van de Biënnale van Venetië, gecureerd door Eva Wittocx), Geert Goiris in 2013, Aglaia Konrad in 2016 en Jim Campers in 2018.

Ook de vele culturele centra die Vlaanderen rijk is zetten geregeld actuele tentoonstellingen op met en over fotografie. Ze allemaal opnoemen zou te ver leiden, maar Photo Friction, de geslaagde groepstentoonstelling uit 2018 in De Garage in Mechelen kan dienen als fraai voorbeeld. Tique Art Space in Antwerpen en NO/ Gallery in Gent zijn twee ruimtes die tentoonstellingskansen bieden aan jonge fotografen en kunstenaars – NO/ Gallery is bovendien een door kunstenaars gerunde ruimte. Tot slot zijn er nog een groot aantal galeries in Vlaanderen die handelen in hedendaagse kunst, en die als dusdanig ook een of enkele kunstenaars onder dak hebben die op verschillende manieren werken met fotografie.

Eigenzinnig en divers Brussel

In Brussel kon men in de jaren 1990 in het Paleis voor Schone Kunsten geregeld knappe monografische of overzichtstentoonstellingen bezoeken. Hoewel het huis sinds de naamsverandering en wijziging in beleid geen vaste fotografiecurator meer heeft, is het hard blijven werken aan een gevarieerd en grensoverschrijdend fotografieprogramma.

Fotografie speelt een belangrijke rol in het partnerschap met het Europalia-festival, maar ook met het Afropolitan-platform, waar werk wordt gepresenteerd dat verband houdt met Afrika en zijn diaspora. BOZAR is ook de uitvalsbasis van de tweejaarlijkse Summer of Photography, die sinds 2008 een verscheidenheid aan visies op een specifiek thema biedt – de eerste twee edities richtten zich op een specifieke regio. De laatste editie, die van 2018, ging breder dan ooit. Ze besloeg fotografie en aanverwante media en was een samenwerking tussen zestien partners, te zien op elf tentoonstellingslocaties in Brussel.

Terwijl Box Galerie uitsluitend (eerder klassieke) fotografie brengt, vertegenwoordigen grotere hedendaagse kunstgaleries als Greta Meert, Xavier Hufkens en Rodolphe Janssen voornamelijk gevestigde internationale kunstenaars die werken met fotografie, of fotografen die door de kunstwereld worden omarmd. Cultuurcentrum Botanique toont sinds de jaren 1990 sporadisch fotografie (met een kleine voorliefde voor Magnum- en straatfotografie) en voorziet in de Galerie ook een plek voor jonge en – hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend – Franstalige Belgische makers.

Sinds 1978 bestaat ook Contretype, nog altijd de enige plek waar nationale en internationale fotografen in residentie kunnen komen. Sinds 1997, de start van het residentieprogramma, kwamen onder meer Bernard Plossu, Elina Brotherus en JH Engström langs in Brussel.

Fondation A Stichting, gevestigd in een voormalige schoenenfabriek in Vorst, is een initiatief van verzamelaar Astrid Ullens de Schooten, in samenwerking met curator Jean-Paul Deridder die vond dat naast Antwerpen en Charleroi ook Brussel nood had aan een eigen plek gewijd aan fotografie. De stichting opende in 2012 haar deuren met een elegante dubbeltentoonstelling van Judith Joy Ross.

Hoewel gespecialiseerd in Amerikaanse fotografie, wisselt de Stichting vlot af met (vooral) hedendaagse Europese en Japanse fotografie. Ook jonge Belgen krijgen hier kansen. Fondation A Stichting presenteert drie tentoonstellingen per jaar; documentair werk staat centraal. Het bizarre jaar 2020 werd door Ullens de Schooten aangegrepen om de Stichting te herdenken, zonder Deridder evenwel.

De meest alternatieve, zelfs ronduit rebelse Brusselse speler die de afgelopen vijf jaar de fotografie promootte, is het kunstencentrum Recyclart, dat in 2000 van start ging met de steun van zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap. Onder impuls van Vincen Beeckman, zelf fotograaf, werd fotografie ingezet als een sociaal bindingsmiddel tussen het centrum en de buurt (op dat moment de Marollen, later zou Recyclart noodgedwongen verhuizen).

In samenwerking met kinderen en daklozen worden projecten opgezet met wegwerpcamera’s. Uniek is ook Le Fusée de la Motographie de Bruxelles, een nomadisch project met foto’s in houten doosjes, en de langlopende reeks ongedwongen artist talks met jonge fotografen uit binnen- en buitenland, die sinds 2013 af en aan plaatsvindt onder de noemer Extra Fort.

Fotofestivals en publieksevenementen

Er zijn het afgelopen decennium in Vlaanderen wel enkele fotofestivals geweest. In Gent vond het fotofestival 80 Days of Summer tweemaal plaats, georganiseerd door Historische Huizen Gent en met Anke D’Haene als coördinator en curator. Daarbij moest de fotografie evenwel optornen tegen de context van het festival, namelijk de bijzondere erfgoedlocaties waar de tentoonstellingen plaatsvonden.

Fotofestivals georganiseerd door de stad monden nogal vaak uit in een vehikel voor citymarketing en daarbij komt de fotografie, hoe hoog de kwaliteit ook moge zijn, vaak op de tweede plaats. [25] Het is een delicaat evenwicht, maar de impact op het publieksbereik en de perceptie van het festival mag niet worden onderschat.

Wanneer het festival wordt getrokken door een sterke culturele speler en zich omringd ziet met de juiste partners en sponsors, zoals in Luik met de Biennale de l’Image Possible (BIP) [26], dan blijft het beeld doorgaans stevig op de voorgrond staan. In 2021 organiseert de stad Kortrijk het fotofestival Track & Trace, met opnieuw Anke D’Haene als coördinator en Lize Rubens, Dieter Van Caneghem en Lieven Lefere als curatoren. Daar werd wel volop de kaart van de fotografie getrokken, terwijl de (fraaie) tentoonstellingsplekken op de tweede plaats komen. Het is een aanpak die loont op het vlak van pers- en publieksaandacht. Een degelijk programma, waarin zowel buitenlandse namen als lokale fotoverenigingen aan bod komen, helpt uiteraard ook.

Knokke-Heist zet al meer dan twintig jaar stevig in op fotografie, eerst in de vorm van een internationaal fotofestival op diverse locaties in de badstad, de laatste jaren ook steeds meer aangestuurd vanuit Cultuurcentrum Scharpoord. Voor het fotofestival nam Christophe De Jaeger (lange tijd verbonden aan het Brusselse BOZAR als programmator fotografie, nu betrokken bij het experimentele BOZAR LAB) de rol van curator op. Sinds 2014 maakt ook Unknown Masterpieces deel uit van het festival, een tentoonstelling met werk van jong en onbekend talent van eigen bodem. In het recente verleden was ook hier ruimte voor fotoclubs. Traditioneel beleeft de World Press Photo er zijn Belgische première. 

In Brasschaat is het eveneens het Cultuurcentrum dat, samen met Lutgard Heyvaerts en Jeroen Janssens, de motor is achter het regionale en tweejaarlijkse Fotoforum Brasschaat, dat sinds 2016 bekend en minder bekend talent laat zien.

AntwerpPhoto Festival is een internationale biënnale voor fotografie die niet georganiseerd wordt door de stad maar door Kaat Celis, directeur van de vzw AntwerpPhoto. Tijdens de eerste editie in 2018 had het festival Anton Corbijn als grote publiekstrekker, maar er was ook aandacht voor internationale fotojournalistiek (via de Prix Carmignac du photojournalisme) en het festival toonde een staalkaart van wat België te bieden heeft op het vlak van fotografie (Iconobelge I). [27]

Celis is ook de drijvende kracht achter De Donkere Kamer, een uit Nederland overgewaaid avondvullend programma rond fotografie voor een live publiek. Sinds 2016 wordt het evenement zes keer per jaar georganiseerd, telkens in een ander cultuurhuis in een andere Vlaamse provincie. Het programma mikt op een voor het publiek aantrekkelijke mix van bekendere namen, actualiteit en jong talent uit een poel van Vlaamse, Nederlandse en internationale fotografen.

Ondersteuning en zichtbaarheid van (jong) talent

De gevarieerde en goed georganiseerde fotografieopleidingen aan de Vlaamse en Brusselse kunsthogescholen bieden de jonge, ambitieuze fotograaf een degelijke ontwikkelingscontext en een fraaie springplank, maar eens er is gesprongen wordt het hopen op een goede landing en een verdere groei en ontplooiing in het artistieke werkveld.

Vooral voor de fotograaf die zichzelf in de eerste plaats als autonome schepper of auteur ziet, is het geen sinecure om zich verder te ontwikkelen en aansluiting te vinden bij het internationale veld. Hard werken, er naast de fotografie een andere job op nahouden en zelf op zoek gaan naar opportuniteiten, (internationale) contacten en fondsen is de meest gangbare manier om vooruit te komen.

In Leuven organiseert het platform UNEXPOSED sinds 2013 PhotoTWENS, een bescheiden wedstrijd die elk jaar een nieuwe generatie fotografen beloont met een lokale tentoonstelling. Tussen 2013 en 2016 steunde BOZAR de Belgische fotografiescene via de BOZAR Nikon Monography Series Award, waarin een langdurig of diepgaand project van een in België residerende fotograaf werd gehonoreerd, wederom met een tentoonstelling.

Wedstrijden met geldprijzen die de fotograaf in staat stellen om een langdurig project op te starten of te voltooien zijn hier zo goed als onbestaande. In 2018 werd in het kader van het AntwerpPhoto Festival de Limaphoto prijs uitgereikt, een privé-initiatief met daaraan een som van 7500 euro verbonden. En op Track & Trace in Kortrijk werd dit jaar een bedrag van 5000 euro toegekend aan de winnaar van de Grote Prijs Roots Advocaten voor documentaire fotografie. Beide prijzen kwamen er onder impuls van Jozef Lievens.

Sponsoring door het bedrijfsleven is een delicaat thema binnen de wereld van kunst en fotografie; anderzijds biedt het makers wel financiële mogelijkheden. Ook De Donkere Kamer zorgt voor een bescheiden maar belangrijke financiële ondersteuning van de jonge fotografen die hun projecten live komen pitchen: een deel van het inkomgeld wordt door het publiek via stemming verdeeld onder de pitchers. 

.tiff 2021 in het FOMU

Sinds 2012 trekt het FOMU volop de kaart van het jonge, Belgische talent via .tiff, een jaarlijks magazine en een tentoonstelling met tien opkomende fotografen, geselecteerd uit een poel van door de sector genomineerde talenten. Dat programma maakt sinds 2017 deel uit van Futures, een Europees platform voor nieuw talent, dat via evenementen en onlineactiviteiten inzet op professionele en artistieke ontwikkeling. Als onderdeel van het .tiff-programma krijgen de geselecteerden ook een moment om experts en professionals uit de Vlaamse en Nederlandse sector te ontmoeten. 

De Vlaamse Academies moedigen hun studenten aan om in te zenden voor het International Talent Program van het tweejaarlijkse BredaPhoto in Nederland. Wat specifieke netwerkevents betreft (buiten het kader van een festival) steekt Plat(t)form van het Zwitserse Fotomuseum Winterthur er nog altijd bovenuit als internationale ontmoetingsplek. Elk jaar nomineren experts beloftevolle fotografen (waaronder ook Belgische) om er hun werk te presenteren aan publiek en professionelen.

Ook via Kunstenpunt zijn er de afgelopen jaren degelijke initiatieven geweest om de Vlaamse en zelfs Belgische fotografie in het buitenland kenbaar te maken. Enerzijds is er sinds 2019 de jaarlijkse oproep om via een Vlaams-Waalse samenwerking een evenement te organiseren tijdens de drukbezochte, jaarlijkse hoogmis Les Rencontres d’Arles. Anderzijds is er Turning Photography [28], de internationaal georiënteerde website rond Belgische fotografie die er kwam naar aanleiding van de Belgische deelname van Dirk Braeckman aan de Biënnale van Venetië in 2017.

Belgische fotografie in de kijker in Arles in 2019.

Opvallend vandaag is de vaststelling dat de kloof tussen het amateurcircuit en de professionals (zowel makers als experten) een stuk kleiner is geworden dankzij organisaties als mentormentor en BREEDBEELD, met een vlotte doorstroming van kennis en ervaring tot gevolg.

Mentormentor werd in 2015 opgericht door Anja Hellebaut en Lisa Van Damme, met als doel professionele ondersteuning te bieden aan fotografen in de vorm van persoonlijke begeleiding. Via reviews, langdurige trajecten, workshops en masterclasses met gereputeerde hedendaagse fotografen bieden ze niet-professionele fotografen de mogelijkheid om zich verder te blijven ontwikkelen, na of zonder een voorafgaande opleiding te hebben gevolgd. Mentormentor werkte al met namen als Max Pinckers, Geert Goiris, Laura El-Tantawy en Bieke Depoorter en zette samenwerkingen op met onder meer het FOMU in Antwerpen en het Gentse S.M.A.K..

BREEDBEELD is dan weer de nieuwe naam van het Centrum voor Beeldexpressie, als gevolg van de omvorming van de ledenorganisatie tot een toegankelijk steunpunt voor de amateurbeeldenmaker. Het jonge team slaagt erin om met een actueel en verbindend aanbod van projecten en diensten knap in te spelen op het feit dat de hedendaagse amateurfotografie de stoffige lokalen van de klassieke fotoclubs al enige tijd is ontgroeid.

Kansen en opportuniteiten

Stelde Eelbode in 2005 al terecht dat fotografie vele facetten kent, maar in se ongrijpbaar is, dan is dat nu nog sterker het geval dan toen – de digitale revolutie had zich toen nog maar net op gang getrokken, Facebook was een jaar oud. Hadden die verschillende vormen van fotografie – Eelbode noemt mode, wetenschap, document, reportage, studio, publiciteit, kunst en familiealbum – volgens hem echter elk hun eigen agenda’s en onderlinge afspraken, en hun specifieke technische conventies, dan worden die categorieën vandaag, mede dankzij de doorgedreven digitalisering, uitgedaagd en door elkaar gehaald, in de eerste plaats door de makers zelf. Kunstfotografen leveren redactionele bijdragen, modefotografen maken via hun werk politieke statements en documentaire fotografen wagen zich aan fictie.

Die ‘nieuwe’ vrijheid en fluïditeit van bewegen zorgt ervoor dat fotografie zich meer dan ooit in een voortdurende staat van verandering bevindt. Vandaag gedijt fotografie even goed buiten de muren van een galerie of museum en past het medium zich makkelijk aan verschillende situaties en omgevingen aan. 

Ook in Vlaanderen is fotografie merkbaar heterogener, experimenteler en veelzijdiger geworden, zij het opnieuw iets langzamer en moeizamer dan in het buitenland. Die veelzijdigheid werd in 2017 nog gevierd in FOMU onder de noemer Braakland, een zeven maanden durend ‘open festival’, waarbij het museum zijn bovenste verdieping omtoverde tot een experimentele ruimte voor lange en kortlopende projecten. Naast tentoonstellingen, artist talks, debatten, één-avond-evenementen, portfolio-viewings, screenings en vele samenwerkingen, was er ook een oproep tot een museum-take-over.

Fotografie bevindt zich meer dan ooit in een voortdurende staat van verandering. Vandaag gedijt fotografie even goed buiten de muren van een galerie of museum en past het medium zich makkelijk aan verschillende situaties en omgevingen aan. 

Voor wie het Vlaamse fotografieveld van buitenaf probeert te overschouwen, oogt het veelal versnipperd: initiatieven zijn vaak klein, onafhankelijk en verspreid. Toch is er veel verbinding en samenwerking, zowel in de breedte als in de hoogte. Binnen die ruime en gevarieerde sector zijn er evenwel nog veel gedeelde noden, die niemand beter begrijpt dan de sector zelf. Daarom is het belangrijk dat er een vorm van vereniging ontstaat.

Vanuit Kunstenpunt werd alvast een overlegplatform opgestart met zowel kunstenaars en fotografen, curatoren en critici als docenten en onderzoekers, om binnen de sector kennis en expertise uit te wisselen en na te gaan wat ze samen kunnen doen om fotografie in Vlaanderen te ondersteunen. 

Veelzijdiger betekent echter nog niet diverser. De opmerkelijke vaststelling is dat fotografen van kleur erg moeilijk de weg vinden naar het fotografieveld. Hier situeert zich een van de grootste uitdagingen voor de komende jaren: hoe kan dit aantrekkelijke en democratische medium worden opengebroken, zodat de sector inclusiever en toegankelijker wordt? Het aandeel aan vrouwelijke fotografen stijgt stilaan, maar ook dat kan veel beter. Momenteel kent de hedendaagse kunst een meer diverse invulling dan de fotografie. Hier is nood aan een diepe introspectie bij instellingen en opleidingen, en aan een zoektocht naar oplossingen.

Fotografie raakt duidelijk aan heel veel; zowel de eigenheid als de eigenzinnigheid van het medium zit in die vaststelling vervat. In plaats van dit als een zwakte te beschouwen, moeten we het als een sterkte zien. In plaats van te discussiëren over de plaats van fotografie, de vraag waar het medium nu precies thuishoort en wie of wat ertoe te rekenen valt, in plaats van de fotografie als een ondergeschikt medium te beschouwen en ze onderhevig te maken aan de dynamieken van andere sectoren, kunnen we beter vanuit het medium zelf vertrekken.

Dat betekent: de fotografie een vrijheid en zelfstandigheid toekennen en van daaruit verbindend werken richting andere sectoren en media waar ze tegenaan schurkt of waarin ze een rol speelt; haar verschillende genres en toepassingen belichten; zien waar en hoe ze precies betekenis kan creëren en iets kan toevoegen aan onze cultuur, aan onze samenleving.

Om dit te kunnen verwezenlijken, om fotografen nog meer de kans te geven om hun praktijk te laten groeien en zich te blijven ontwikkelen, zijn er zeker nog opportuniteiten voor de Vlaamse overheid. Zo zou het een goed idee zijn om meer fotografie-experts in de beoordelingscommissies van het Kunstendecreet te laten zetelen (dat zijn er momenteel heel weinig), alsook hen te betrekken bij het aankoopbeleid van de Vlaamse overheid en andere publieke instanties.

Een andere aanbeveling is om ook residenties specifiek voor fotografie op te nemen in het ondersteuningsaanbod van het Kunstendecreet. Daarnaast is er nood aan een doordacht opdrachtenbeleid, zodat de opdrachten voor fotografen niet alleen een steun zijn voor hen, maar ook een meerwaarde vormen voor de maatschappij.

Vooral wat zichtbaarheid betreft is het verschil met het buitenland groot – niet het minst wat betreft zichtbaarheid in dat buitenland zelf. Online platformen en sociale media, altijd en wereldwijd toegankelijk, worden te weinig benut voor het promoten van Belgische fotografie. Binnen het beleid van de Vlaamse overheid zou kunnen uitgekeken worden naar een presentatieplek voor fotografie in het buitenland – Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond in Amsterdam kan hier als inspiratie gelden.

Voor dit alles kan mogelijks inspiratie worden geput uit Literatuur Vlaanderen, dat de letterensector in Vlaanderen ondersteunt. Er zijn namelijk relevante gelijkenissen. Enerzijds omdat ook het geschreven woord in verschillende vormen en toepassingen in kunst, cultuur en de samenleving leeft en beweegt, anderzijds omdat een aanzienlijk deel van de fotografen steeds sterker als een autonome auteur kan worden beschouwd. In navolging van de nieuwe Vlaamse literatuurprijzen die de overheid recent in het leven riep, zou een Vlaamse fotografieprijs dan ook niet misstaan.

Bij al dit vooruitkijken mag echter ook het rijke verleden niet uit het oog worden verloren. Meer aandacht moet dan ook uitgaan naar belangrijke archieven en fotocollecties. Er is nood aan instrumenten vanuit de overheid om deze te ontsluiten – denk aan de fantastische fotoarchieven die in erfgoedinstellingen stof liggen te vergaren. Op die manier kan er een blijvende wisselwerking ontstaan met de instituten, die via hun collecties en programma’s het verleden op een geëngageerde manier in een dynamische verhouding stellen tot de hedendaagse fotografie.

Voetnoten

  1. Pijarski, Krzysztof. ‘On Photography’s Liquidity, or, (New) Spaces for (New) Publics?’. Why exhibit? Positions on Exhibiting Photographies, ed. Sikking, Iris & Rasterberger, Anna-Kaisa, Fw:Books, 2018.
  2. Wat dat betreft zijn er ook parallellen te trekken met de muzieksector, zie de mp3 en de heropleving van vinylplaat.
  3. Eelbode, Erik. ‘Groeten uit pakhuis ‘Vlaanderen’.’ Boekman 63, 2005.
  4. Eelbode, Erik. ‘Van pakhuis Vlaanderen tot Beeldnatie.’ De Witte Raaf, 1999.
  5. Ibid.
  6. Eelbode noemt onder meer Paule Pia in Antwerpen, ’t Pepertje in Diepenbeek, XYZ in Gent en DB-S in Antwerpen – ’t Pepertje was een initiatief van Johnny Steegmans en Johan Swinnen, XYZ van Dirk Braeckman en Carl De Keyzer
  7. Eelbode, Erik. ‘Groeten uit pakhuis ‘Vlaanderen’.’ Boekman 63, 2005.
  8. Eelbode, Erik. ‘Van pakhuis Vlaanderen tot Beeldnatie.’ De Witte Raaf, 1999.
  9. Het valt op hoezeer het fotoboek afwezig is in de teksten van Erik Eelbode, een belangrijke indicatie van hoe groot de impact van die nieuwe aandacht ervoor was: daarvoor was het amper of van geen belang.
  10. Zie fomu.be
  11. Eind 2018 stond de teller op 14.000 exemplaren. Dit omvat zowel de uitgave bij Lannoo als later die bij Hannibal.
  12. Denk aan Michiel Hendryckx, Jimmy Kets, Filip Claus, Bruno Stevens, Nick Hannes, Gert Jochems en uiteraard ook Carl De Keyzer.
  13. In diezelfde periode werd onder impuls van Vanfleteren ook uitgever Kannibaal/Hannibal opgericht (vandaag Hannibal Books), die zich in dezelfde markt als Lannoo positioneerde, maar met de blik ook op het buitenland gericht. Gautier Platteau, de uitgever waarmee Vanfleteren zijn successen had geboekt bij Lannoo, zou enige tijd later ook naar Kannibaal/Hannibal trekken.
  14. Door de groepering van de mediahuizen en de kranten die alsmaar meer gaan samenwerken over de grenzen heen, is er veel uitwisseling met Nederland, waar Vlaamse persfotografen ook geregeld aan de slag gaan.
  15. Wat dit betreft valt de invloed van de Amerikaanse fotograaf Alec Soth op de jonge generatie niet te onderschatten.
  16. Zowel Bert Danckaert, Charlotte Lybeer als Geert Goiris behaalden een doctoraat in de kunsten aan de Antwerpse Academie.
  17. Sowieso is het geen evidentie om de niet-mainstream artistieke fotografie onder de aandacht te krijgen redacties, bij gebrek aan plek, maar uiteindelijk ook aan gerichte expertise op dat gebied.
  18. De Vos, Johan. ‘Het FotoMuseum: een pleidooi voor meer licht.’ Rekto-verso, 2012.
  19. In Brugge bestond tot 2020 44 Gallery, als galerie die uitsluitend fotografie toonde. In 2021 werd in Kortrijk, in het zog van het fotofestival daar, Fragma Gallery opgericht.
  20. Harry Gruyaert, Bruno V. Roels, Stephan Vanfleteren en Jacques Sonck zijn de Vlaamse namen waar Fifty One mee samenwerkt. Ibasho toonde ook al werk van Sarah Van Marcke en Max Pinckers. Stieglitz 19 heeft ook Thomas Vandenberghe, Vincent Delbrouck en Sybren Vanoverberghe onder dak.
  21. Tentoonstellingen van Wim Cuyvers & Marc De Blieck en van Maarten Vanden Abeele.
  22. Craigie Horsfield en Allan Sekula in 2010, David Claerbout & John Gerrard in 2014. In 2021 had Mashid Mohadjerin er een bescheiden, maar niettemin volwaardige solotentoonstelling.
  23. Thomas Ruff was er te zien in 2014. Een jaar later volgde Larry Sultan (overbuur MSK pakte dat jaar uit Julia Margaret Cameron) en in 2017 was er James Welling. Groepstentoonstellingen The Photographic I en II vonden plaats in 2017 en 2018. Noot: de website van het SMAK bevat momenteel geen archief om te doorzoeken.
  24. Leigh Ledare in 2012, Robert Heinecken in 2014, Sammy Bajoli & Filip De Boeck in 2016 en Wolfgang Tillmans in 2020.
  25. Bij dit schrijven werkt Toerisme Oostende aan een ‘Internationaal Fotofestival’, maar is verder weinig geweten daarover.
  26. Sinds 2016 heeft BIP ook een fotoboekenfestival als satelliet: Liège Photobook Festival.
  27. AntwerpPhoto kon in 2020 niet voluit gaan omwille van het coronavirus. Het festival beperkte zich tot een Iconobelge II, ditmaal in de Handelsbeurs, met een focus op Belgische modefotografie.
  28. Dit platform presenteerde een ruime selectie Belgische fotografen en kunstenaars die met het medium fotografie werken, en bevatte ook essays en interviews.
Je leest: Fotografie in Vlaanderen: een veelzijdig en volwaardig artistiek medium