Beeldende kunst in centrumsteden

Hedendaagse beeldende kunst leek lang een verhaal van grote steden als Antwerpen, Brussel en Gent, met zijn musea, kunsthallen en projectruimtes, en zijn galeries, art weekends en kunstbeurzen. Daar komt de voorbije jaren verandering in omdat centrumsteden belangrijke stappen zetten. Waar liggen die kansen en uitdagingen?

68% van alle onderzochte tentoonstellingen vond plaats in de grote steden: Antwerpen, Gent en vooral het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (bijna 40% van het totale aanbod). 16% werd ingericht in de overige Vlaamse centrumsteden en nog eens 16% in het gebied buiten de steden. (…) Ondanks de cijfermatige kloof tussen de grote steden en de rest van Vlaanderen, is er heel wat potentieel om hedendaagse beeldende kunsten een grotere rol te laten spelen buiten Antwerpen, Gent of Brussel.

(uit: Landschapstekening Kunsten 2019 (1) )

Stedelijke ambities

Die groeiende aandacht voor cultuur en (beeldende) kunst in centrumsteden [2] is te verklaren door stedelijke ambities. De ambitie om de woon- en leefkwaliteit te verbeteren. En de ambitie om nieuwe inwoners, investeerders en bezoekers uit binnen- en buitenland aan te trekken. Cultuur -zo blijkt- wordt daarin als een belangrijke, haast cruciale factor meegenomen. Dat is een opsteker. Cultuur wordt verbonden met onderwijs, jeugd, stedelijke ontwikkeling, economie, toerisme enz. Dat verklaart ook waarom centrumsteden zich kandidaat stellen voor culturele hoofdstad. 

We zien hoe lokale overheden, en dan vooral in de centrumsteden, hedendaagse beeldende kunst betrekken in trajecten van stedelijke vernieuwing.

(Landschapstekening Kunsten 2019 (1) )

Vanuit die ambitie worden bepaalde culturele initiatieven en huizen op een Vlaams en internationaal niveau getild, of er worden nieuwe instellingen gebouwd. Een korte bloemlezing met oog voor beeldende kunst geeft het volgende beeld zonder volledig te zijn [3]. Denk aan het Concertgebouw in Brugge in 2002, de heropstart van de Triënnale Brugge in 2015 en de bouw van ruimtes voor tentoonstellingen rond oude en hedendaagse kunst Brusk bij Musea Brugge. De bouw van M Leuven in 2009. Kortrijk start in 2003 met de steun van de Vlaamse overheid het stadsvernieuwingsproject Buda-kunsteneiland met Budatoren en de Buda Kunstencentrum, huisvest vanaf 2009 de participatieorganisatie Wit.h dat ook op Vlaams niveau gesubsidieerd wordt, bouwt een nieuw museum met een grote tentoonstellingsruimte in de Groeningeabdij en is sinds 2018 samen met Waregem verantwoordelijk voor het Platform voor hedendaagse kunst Be-Part. De creatieve hotspot C-Mine en de nieuwbouw voor Jester (fusie Ciap en FLACC) in Genk. De Stad Hasselt verbouwt het voormalig Administratief Centrum tot een kunstwerkplaats, en organiseert de Triënnale voor Beeldende kunst, Mode en Design i.s.m. Genk. In Mechelen wordt in 2000 De Garage opgericht, de biënnale Contour wordt gestart in 2003, het Kunstencentrum Nona verbouwd (waartoe Contour sinds 2017 behoort) en in 2018 wordt het museum Hof van Busleyden gerestaureerd en uitgebreid met tentoonstellingsruimtes. Ook provincies waren cultureel actief in centrumsteden tot 2018 [4]: Mu.ZEE in Oostende, in Turnhout kreeg De Warande een verbouwing tijdens de voorbije decennia, en Z33 in Hasselt breidt aanzienlijk uit. Centrumsteden willen ook meer betekenen voor professionele kunstenaars zodat ze niet allemaal naar de grote steden trekken, en doen dit in de vorm van initiatieven voor werkruimte en talentontwikkeling zoals Vonk in Hasselt, Cas-co in Leuven, Radar en ARTenova in Mechelen en De Tank in Brugge. Ook kunstenaars bouwen mee aan een vruchtbare biotoop voor de kunsten.

De landelijke en internationale ambitie van deze spelers wordt dikwijls mee waar gemaakt -en bewaakt- door erkenning en subsidiëring op Vlaams beleidsniveau, via het Kunstendecreet of het Erfgoeddecreet. Soms via beide decreten: de museale werking rond de collectie van M Leuven wordt gesubsidieerd binnen het erfgoeddecreet en de kunsthal werking van M Leuven binnen het Kunstendecreet. Die steun vanuit Vlaanderen is meestal complementair aan de steun vanuit de steden. Een steun vanuit Vlaanderen is echter niet noodzakelijk voor een werking met landelijke (en internationale) ambitie, zoals bijvoorbeeld de werking van Be-Part die ondersteund wordt door Kortrijk en Waregem, of De Warande dat -uitzonderlijk- gesteund wordt door de Provincie Antwerpen, en de stad Turnhout. Als we inzoomen op beeldende kunst in Mechelen, werd De Garage [5] door het Vlaamse Kunstendecreet gesubsidieerde tussen 2006 tot 2012 via BKSM (Beeldende Kunst Strombeek Mechelen), kreeg Contour werkingssubsidies binnen Kunstendecreet en is nu onderdeel van de werkingssubsidieaanvraag van Kunstencentrum nona [6], en Hof van Busleyden ontvangt werkingssubsidie binnen het Vlaamse Erfgoeddecreet.

Belangrijk hierbij is dat steden en gemeenten vertrekken vanuit een langetermijnperspectief op de waarde van kunst voor de lokale samenleving en artistieke projecten niet louter instrumentaliseren voor stadsontwikkeling, leegstandsbeleid, citymarketing of het oplossen van maatschappelijke problemen.

(Landschapstekening Kunsten 2019 [1] )

Complementair aan grote steden

Ondanks die erkenning en subsidiëring op Vlaams niveau zijn deze artistieke initiatieven niet zomaar gelijk te schakelen met initiatieven in de grote steden. Kunst- en cultuurinitiatieven in de centrumsteden maken hun ambities waar vanuit de lokale realiteit en met zin voor cross-over. In Leuven werd het Stedelijk Museum Vanderkelen-Mertens in 2009 getransformeerd in een trans-historisch museum en platform M Leuven, dat stedelijke collecties en verhalen verbindt met landelijke en internationale geschiedenissen en kunstenaars [7], met grote aandacht voor een hedendaagse kunstwerking van Vlaams en internationaal niveau in de kunsthal werking. Dat model werd gevolgd in het Museum Hof van Busleyden in Mechelen dat hedendaagse kunst meeneemt in zijn verhaal en waaraan de werking van De Garage in september 2020 werd toegevoegd. Het Concertgebouw in Brugge groeit uit tot een unieke plek voor een breed palet aan muziekgenres die verbonden worden met dans, literatuur, beeldende kunst en geluidskunst. C-Mine is één grote oefening in cross-over tussen erfgoed, kunsten, creatieve industrie en onderzoek met Jester als beeldende kunst speler. Z33 werkt op het kruispunt van hedendaagse kunst, design en architectuur, en werkt rond kunst en open ruimte in de regio. De Warande in Turnhout is niet alleen een cultuurhuis met een beeldende kunst programmatie met een lokale, landelijke en grensoverschrijdende betekenis maar ook een hub voor een veelheid aan organisaties die werken rond cultuur en samenleving. Het is logisch dat kunst- en cultuurhuizen meerdere rollen opnemen in centrumsteden omdat er minder instellingen zijn, en vanuit nabijheid werken ze meer samen. Daarom zijn hun visie en programma’s complementair aan de instellingen in grote steden.

Als we inzoomen op de beeldende kunst merken we evenzeer een complementaire relatie tussen de programma’s in grote steden en centrumsteden. Dat is goed voor het publiek én voor kunstenaars: zeer diverse praktijken en oeuvres krijgen zo ergens in Vlaanderen een presentatie kans. In grote steden wordt er meer aandacht besteed aan vernieuwing binnen een Vlaams en internationaal perspectief. Grote huizen zoals M HKA, S.M.A.K., Middelheim museum, Bozar, Wiels en M Leuven tonen ook Belgische kunstenaars die nationaal en internationaal doorbreken of verdiepen, en dat doen ze in de vorm van solotentoonstellingen in grote ruimtes met een aanzienlijk aantal vierkante meter. Belangrijke oeuvres van Vlaamse kunstenaars die een landelijk belang hebben en internationaal werken komen er niet steeds aan bod, en die leemte wordt ingevuld door kunst- en cultuurhuizen in centrumsteden zoals bijvoorbeeld De Garage, Be-Part, Jester, Cultuurcentrum Strombeek Grimbergen, De Warande en anderen. In hun tentoonstellingsprogramma’s zien we belangrijke oeuvres die nauwelijks aan bod komen in de grote huizen [8]. Hun middelgrote ruimtes zijn geschikt voor deze oeuvres. Centrumsteden spelen dus een cruciale rol in de beeldende kunst: ze doen dat complementair aan de grote huizen in grote steden. Zo dragen ze bij aan een divers aanbod en ondersteunen een diversiteit aan oeuvres door presentatie-, productie en ontwikkelingskansen te geven op Vlaams (en internationaal) niveau.

Landelijk en internationaal georiënteerd, lokaal verankerd

De dynamiek in centrumsteden wordt niet alleen verklaard door stedelijke ambitie en ondersteuning vanuit Vlaanderen, maar evenzeer door de verknoping met lokale initiatieven zoals cultuurcentra, kunst in opdracht in de publieke ruimte, jeugdorganisaties, de amateurkunsten, het DKO, de erfgoed gemeenschappen, de werkplaatsen en ateliers, de nieuwe fablabs of maak-leerplekken, de vele lokale gemeenschappen en verenigingen enz. Binnen de overzichtelijke schaal van een centrumstad worden die verbindingen tussen disciplines en sectoren, en tussen het lokaal en Vlaams beleidsniveau probleemloos gelegd. Dat vormt een verrijking en een win-win. Zo kan een beeldende kunstwerking met een landelijke en internationale betekenis allianties aangaan met de academie en de lokale kunstverenigingen uit de amateurkunsten, jeugdwerk, werkplaatsen of artist-run initiatieven: de landelijke en internationale programma’s en netwerken kunnen lokaal doorstromen en inspireren, en omgekeerd kan talent ook doorstromen naar een professioneel niveau [9]. Of het museum kan het verhaal van zijn collectie brengen voor een breed publiek tot over de landsgrenzen én inzetten hoe die collectie stukken zich verhouden tot een zeer diverse lokale bevolking en daar andere organisaties bij betrekken, wat kan leiden tot nieuwe verhalen die geïntegreerd worden in de museumwerking [10]. 

Dit alles toont aan dat de rol van lokaal beleid verder kan gaan dan alleen tentoonstellingen opzetten. Steden (groot en klein) en gemeenten kunnen kunstopdrachten in de openbare ruimte uitschrijven, projecten met beeldende kunst opzetten waarbij lokale spelers uit het onderwijs, de amateurkunsten, jeugdverenigingen, welzijn of het bedrijfsleven worden betrokken of lokale talentontwikkeling van kunstenaars stimuleren door een duurzaam atelierbeleid en ondersteuning aan kunstenaarsinitiatieven.

(Landschapstekening Kunsten 2019 [1] )

Spanningen? 

De nabijheid in centrumsteden kan ook leiden tot spanningen, die in het beste geval productief zijn. Het gaat zowel over de nabijheid onder cultuurinitiatieven als over de nabijheid tussen cultuurinitiatieven en het lokale bestuur. 

De stedelijke collectie schone kunsten (of moderne kunst zoals in Mu.ZEE), verbinden met hedendaagse kunst is geen sinecure, dat zullen alle collega’s bevestigen van M Leuven over Hof van Busleyden tot Musea Brugge of – om maar één van de vele buitenlandse voorbeelden te noemen – het Frans Halsmuseum in Haarlem. Die fricties zijn productief als het ene niet geïnstrumentaliseerd wordt voor het andere. Komt hedendaagse beeldende kunst enkel aan bod als het past binnen de verhalen van een historische collectie, of focust een werking op de hedendaagse kunst om van daaruit open te staan naar aanknopingspunten tussen toen en nu? Beeldende kunst is in centrumsteden onderdeel geworden van grotere gehelen zoals een kunstencentrum, wat op zich verrijkend is indien er voldoende ruimte is voor het discipline-specifieke enerzijds en het multidisciplinaire anderzijds. Daarnaast kunnen er fricties ontstaan tussen het lokale en bovenlokale perspectief en het Vlaamse en internationale perspectief. Juist omwille van die nabijheid en verknoping zijn die fricties er soms sterker voelbaar dan in grote steden. Wordt een werking met een landelijk en internationaal perspectief als hoogdrempelig beschouwd? Of vindt men dat landelijk en internationaal perspectief als een plus onder het motto: “wat goed is voor Vlaanderen en internationaal is ook goed voor onze bewoners”? Die diverse perspectieven spelen zich ook af op beleidsniveau:  vanuit Vlaanderen wordt de lokale verankering gezien als een plus maar de doelstellingen voor subsidiëring zijn Vlaams en Internationaal, terwijl een stad landelijke en internationale ambities kan hebben die hoofdzakelijk lokaal binnen de meerderheid en de lokale publieke opinie worden afgetoetst en afgerekend. In een centrumstad voel je die dynamiek, als zuigkracht, in twee richtingen. Houdt men die perspectieven in dialoog en evenwicht, dan bloeit de kunst en cultuur in een centrumstad. In die zin is het belangrijk dat een stad haar ambities, hetzij lokaal en bovenlokaal, hetzij landelijk en/of internationaal, expliciet maakt. Zo kunnen lokale initiatieven die dikwijls van onderuit groeien zich verhouden tot die ambities van het beleid, en met elkaar in gesprek gaan.

Conclusie: Over kansen en uitdagingen

De nabijheid tussen cultuurspelers onderling, en tussen die spelers en het lokale bestuur, is ongetwijfeld een kans in centrumsteden. Het ontkokert disciplines en sectoren, en brengt internationale, landelijke en lokale kunst en cultuur dichter bij wat er lokaal leeft. Het heeft ook impact op de grootstedelijke kunstcircuits die verweten wordt te sterk in globale kunstbubbels te vertoeven. 

Die nabijheid kan ook leiden tot spanningen, of tot een focus op het lokale en bovenlokale perspectief ten koste van het landelijke (en internationale) perspectief. Het samenspel tussen steun op lokaal, bovenlokaal en Vlaams beleidsniveau zijn hierbij cruciaal. Subsidies vanuit Vlaanderen maken bijzondere werkingen in centrumsteden rond kunsten en erfgoed niet alleen mogelijk. Ze vormen ook een garantie voor dat landelijk en internationaal kwaliteitsniveau: een museum moet die Vlaamse (en internationale) standaarden halen, en een beeldende kunst werking wordt beoordeeld op de artistieke en zakelijke kwaliteit binnen het Vlaamse Kunstendecreet. Een werking kan starten vanuit lokale ambities, en via een subsidie op Vlaams niveau opschalen en consolideren, wetende dat de lokale ambities en prioriteiten soms wijzigen. Een werking met landelijke (en internationale) ambities hoeft niet steeds gesubsidieerd te worden op Vlaams beleidsniveau, maar dit veronderstelt dat de stedelijke ambities en middelen ervoor behouden blijven. Vlaamse subsidies kunnen ook wegvallen waardoor de werking afhankelijk wordt van de plannen, prioriteiten en beschikbare middelen van het stedelijk en bovenlokaal beleid.

Voetnoten

[1] Kunstenpunt maakt elke vijf jaar, bij het begin van een nieuwe beleidsperiode, een Landschapstekening Kunsten in samenwerking met kunsten-bovenbouwspelers. De landschapstekening biedt een stand van zaken en een evaluatie van de recente trends en ontwikkelingen in het Vlaamse kunstenlandschap, en vormt één van de bouwstenen voor de strategische visie van de minister van Cultuur.  https://www.kunsten.be/dossiers/de-kunsten-in-vlaanderen-en-brussel/landschapstekening-kunsten-2019/

[2] Centrumsteden: Aalst, Brugge, Genk, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout. Antwerpen, Gent en Brussel worden beschouwd als grote steden

[3] Voorbeelden zijn gekozen omwille van stedelijke ambities, waarbij de concrete realisatie ervan meestal gebeurt door een -telkens verschillende- mix van stedelijke, provinciale (tot 2018) en/of Vlaamse investeringen, en dikwijls vanuit diverse fondsen. 

[4] Met ingang van 1 januari 2018 zijn de provincies niet meer bevoegd voor de zogenaamde persoonsgebonden bevoegdheden, namelijk welzijn, cultuur, sport en jeugd.

 [5] De Garage wordt opgericht door de Stad Mechelen in 2000, als onderdeel van het Cultuurcentrum dat zelf een andere tentoonstellingsruimte heeft, met de bedoeling om een landelijke rol te spelen. Vanaf 2005 gaat De Garage een samenwerking aan met Cc Strombeek Grimbergen. Onder de noemer BKSM (Beeldende Kunst Strombeek Mechelen) organiseren ze twee keer per jaar een tentoonstelling op beide plekken. BKSM (en dus ook De Garage) kreeg subsidies binnen het kunstendecreet van 2006 tot 2012: 2 keer een 2-jarige subsidie en 1 maal een driejarige subsidie. Sinds 2020 is het onderdeel van het Museum Hof van Busleyden (dat ondersteund wordt voor zijn museumwerking binnen het Vlaamse Erfgoeddecreet als landelijk museum) en verrijkt er de trans-historische dialoog rond het humanisme.

 [6] www.nona.be/nl/contour-biennale   

 [7] Een voorbeeld daarvan is de tentoonstelling over De Arenbergs in M Leuven als over Utopia van Thomas More: EUtopia.

 [8] Volgende Vlaamse kunstenaars toonden hun werk tijdens de voorbije jaren. De Warande: Nadia Naveau, Ode De Kort, Peter Morrens, Filip Vervaet, Ria Pacquée, Hans Op De Beeck, Nel Aerts enz. bkSM: Gert Verhoeven, Koen Theys, Richard Venlet, Mitja Tušek, Pieter Geenen, Walter Swennen enz. De Garage: Paul Casaer, Sergio De Beuckelaer, Maen Florin, Michiel Ceulers, Kris Fierens, Anton Cotteleer, Wim Wauman, Goele De Bruyn, Stefan Serneels, Xavier Noiret-Thomé, William Ludwig Lutgens enz.

[9] M Leuven ondersteunt regionale kunstenaars bij hun eerste stappen in een professionele tentoonstellingscontext met projecten zoals OPEN M en Expo Leuven.

[10] De Grond der Dingen, een samenwerking van theatergezelschap ARSENAAL/LAZARUS en Museum Hof van Busleyden van Stad Mechelen, laat Mechelaars actief meebouwen aan een gemeenschappelijke toekomst.

Je leest: Beeldende kunst in centrumsteden