Drie thema’s in aanloop naar de Strategische Visienota Kunsten
Op 1 april publiceert minister-president Jambon zijn Strategische Visienota Kunsten, die de krachtlijnen voor het kunstenbeleid uitzet voor de periode 2019-2024.
De nota moet ook die elementen in de Beleidsnota Cultuur uitwerken die relevant zijn voor het kunstenveld – zoals bijvoorbeeld rol en statuut van kunstinstellingen c.q. een omgang met kunsthuizen op zoek naar grotere financiële zekerheid. Verder zal ze wellicht aandachtspunten naar voor schuiven waarmee commissies rekening kunnen houden bij de beoordeling van subsidiedossiers, denk bijvoorbeeld aan de zorg voor repertoire, of ook wel internationalisering en excellentie, die reeds in de Beleidsnota werden genoemd.
De Landschapstekening Kunsten van Kunstenpunt dient ter voeding van de Strategische Visienota Kunsten: deze laatste zet de bakens uit voor een ‘to be’, geïnformeerd door de ‘as is’ die de Landschapstekening in beeld brengt.
In aanloop naar de nota, en met het sterkte/zwakte-hoofdstuk uit de Landschapstekening in het achterhoofd, gaan we kort in op drie verzuchtingen die herhaaldelijk terugkomen in het veld.
(1) De positie van de kunstenaar
De roep om een faire behandeling van kunstenaars klinkt steeds luider. Hun precaire sociale positie werd in de Landschapstekening alsook in eerder onderzoek van Kunstenpunt herhaaldelijk belicht. De werkgeversorganisatie oKo kwam eind vorig jaar naar buiten met een fair practice charter, tegelijkertijd pleiten velen ervoor om de middelen voor projecten, beurzen en andere subsidielijnen die bij uitstek individuele makers ten goede komen, (terug) op peil te brengen.
Het zou een belangrijke paradigma-shift betekenen mocht de kunstenaar centraal worden gesteld: in zakelijke onderhandelingen zowel als bij het nadenken over het kunstbeleid (gaande van subsidielijnen tot de soorten organisaties die we nodig hebben ter ondersteuning van makers) en het versterken van de artistieke uitstraling van Vlaanderen – die in hoofdzaak een functie is van haar kunstproductie, veeleer dan haar podia.
Fair practice gaat idealiter verder dan zakelijke onderhandelingen en raakt ook aan inclusiviteit en het erkennen van en rekening houden met impliciete machtsverhoudingen. Anne Breure verwoordde het treffend in een toespraak aan de Nederlandse cultuursector en beleidsmakers over de Nederlandse Fair Practice Code: volgens haar is die code “(…) geen verzameling regeltjes. Het gaat om het gesprek. Over dat je elkaar in de ogen kunt blijven kijken. Dat je eerlijk bent over je drijfveren en waarom je iets doet zoals je het doet. Het gaat over transparantie, vertrouwen, diversiteit, duurzaamheid en solidariteit. (…) Van eerlijke betaling tot duurzame praktijk.”
(2) Sociale cohesie en maatschappijbewust werken
Een andere shift die zich onder onze ogen voltrekt is de drastisch toegenomen aandacht voor een veelheid (en breedheid) van kwesties van maatschappelijke aard. Vragen rond identiteit, inclusiviteit en ongelijkheid worden nu zo goed als overal gethematiseerd en aangepakt. Enerzijds is dat niet verwonderlijk: kunst opereert midden in de maatschappij en biedt een platform voor zowel kritisch debat als erkenning, herkenning en verbinding. Anderzijds is die omslag er niet vanzelf gekomen: er liggen lang volgehouden inspanningen van een brede waaier van geëngageerde activisten aan ten grondslag. Volgens velen is het werk nog lang niet af.
Vlaanderen beschikt over een fijnmazig vertakt netwerk van grote, middelgrote en kleine plekken. Die geografische nabijheid werkt – mits de financiële drempels haalbaar blijven – drempelverlagend en brengt kunst zo dicht mogelijk bij de burger. Een mooie uitdaging betreft dan ook het ontwikkelen van een globale visie op de verhoudingen tussen het lokale, het bovenlokale en het landelijke cultuurbeleidsniveau, ter versterking van het artistieke ecosysteem in zijn geheel. Vele stakeholders bepleiten landschapszorg in de betekenis van een integrale, systemische benadering van het veld bij beleidskeuzes, bij de toekenning van publieke middelen, enzovoort. Daar maken de verhoudingen tussen verschillende beleidsniveaus – inclusief uiteraard het internationale – evengoed deel van uit.
(3) Evenwichten
Het meest onderscheidende kenmerk van ons artistiek ecosysteem is evenwel de diepe verwevenheid en onderlinge afhankelijkheid van de verschillende actoren die erbinnen opereren. De kunstinstelling kan niet zonder de organisatie voor ontwikkeling, het kunstencentrum biedt zaken die veel verder gaan dan omkadering en coaching op maat, en zonder de kunst zelf is helemaal niets mogelijk.
Het Kunstendecreet laat een eerste, rudimentaire zelfprofilering toe op basis van functies in relatie tot het veld als geheel. Elke functie – ontwikkeling, productie, presentatie, participatie en reflectie – nodigt spelers in het veld uit om kritisch te kijken naar de eigen meerwaarde in het grotere geheel. Welke leemte wenst men in te vullen, wat wenst men te ontwikkelen – hetzij artistiek-inhoudelijk, hetzij naar noden in het ecosysteem toe? Die primaire zelfprofilering staat niemand in de weg om zich daarnaast verder te identificeren als kunstencentrum, stadstheater, kunsthal of muziekclub.
Dergelijke aanpak leidt tot onderlinge interdependentie en intensieve artistieke uitwisseling. Die kan enkel bestaan als het veld voldoende horizontaal georganiseerd blijft. Het aanbrengen van aparte of zelfs ‘geprivilegieerde’ categorieën zou die samenhang kunnen verzwakken.
Verder moet de context in rekening worden genomen. Er is een verschil tussen een zelfregulerend artistiek ecosysteem dat over voldoende middelen beschikt om te “floreren”, versus een stagnatie of inkrimping van middelen, waarbij keuzes steeds scherper (tot quasi-onmogelijk) worden. In zo’n context wordt de screening door peers uit het veld op basis van grondig gesprek steeds belangrijker, én wordt de nood aan degelijke landschapszorg cruciaal: het toewijzen van middelen rekening houdende met evenwichten: disciplinair, naar functies toe, naar artistieke en culturele diversiteit toe, geografisch, enzovoort. In die context loont het ook de moeite om een verfijnd beleidskader uit te werken voor in- en uitstroom, waarbij drempels voor instromers niet onrealistisch hoog worden (want dat staat vernieuwing in de weg), maar waarbij ook uitstroom omkaderd kan worden, en expertise en oeuvres geborgd.
Het zijn maar drie (bundels van) thema’s die Kunstenpunt de laatste maanden herhaaldelijk heeft zien opduiken in het brede veld, die we sector en beleid graag aanreiken – niet enkel voor de Strategische Visienota Kunsten die er heel binnenkort aankomt, maar ook voor de komende jaren.