Ruimte en infrastructuur voor de kunsten

Ruimte heeft verschillende functies, ook in de kunsten. Er is de ruimte waar je leeft als privépersoon. De ruimte waar je tot ontwikkeling komt of repeteert. De ruimte waar je creëert. De ruimte waar je je publiek ontmoet voor presentatie en reflectie. Ruimte voor co-creatie. ‘Ruimte’ kan fysiek, virtueel (digitaal) en/of openbaar zijn.

Sommige kunstenspelers zijn eigenaar van hun eigen infrastructuur, anderen betalen huur aan een private eigenaar of hebben een gebouw in erfpacht van een private speler of overheid. Dat brengt voor bepaalde organisaties zeer hoge financiële lasten voor hun infrastructuur mee. Sommige initiatieven kunnen gebruik maken van infrastructuur die in eigendom is van een overheid, zonder verdere huurkosten.

Binnen de toekenning van de subsidies vanuit het Kunstendecreet is er tot op vandaag geen systematiek om deze verschillen in rekening te brengen. Een transparant onderscheid tussen artistieke werkingsmiddelen en middelen voor infrastructuur is volgens de SARC aangewezen. De SARC-nota uit 2014 brengt helder in kaart welke de actieterreinen zijn waarop de Vlaamse overheid het voortouw kan nemen in de ontwikkeling van nieuwe culturele infrastructuur of de aanpassing of herbestemming van bestaande. Dit conform de specifieke noden van de culturele spelers die ze zullen gebruiken, met een perspectief op de relatie met andere actoren (zodat ze als ‘culturele ruimte’ kunnen fungeren), in lijn met de normen van duurzaamheid en met een visie op een correcte verhouding tussen eigenaar en exploitant. 

Naast de nood aan een meer uitgewerkt culturele infrastructuurbeleid, moet bekeken worden hoe de bestaande culturele infrastructuur nog beter kan worden aangewend en hoe het een instrument kan zijn om in te spelen op de veranderende noden binnen en buiten de kunsten. 

Fysieke ruimte is cruciaal in de kunstpraktijk, maar tegelijk schaars en duur. Daarom zetten verschillende kunstenorganisaties, zodra ze eigen infrastructuur verwerven of beheren, in op het delen van ruimte met (andere) kunstenaars of het inrichten van ateliers. Verschillende residentieplekken, werkplaatsen en kunstencentra kunnen hier als voorbeeld dienen, alsook de voorbeelden van LOD, Needcompany, Rosas en Walpurgis. In de beeldende kunsten gaan kunstenaars samen op zoek naar ruimte voor ateliers in leegstaande gebouwen. Er zijn daarnaast organisaties ontstaan die ruimte zoeken en beheren voor kunstenaars en er activiteiten opzetten rond talentontwikkeling, zoals Studio Start (Antwerpen), Nucleo (Gent), Cas-Co (Leuven), De Tank (Brugge) en Vonk (Hasselt en Genk). 

Het nadeel hier is dat leegstand natuurlijk tijdelijk is en dat kunstenaars mogelijk worden ingeschakeld voor gentrificatiedoeleinden waar ze zelf niet achter staan en waar ze zelf geen voordeel uit kunnen halen. Ook organisaties delen onderling infrastructuur, zoals we afgelopen jaren zagen bij Opek in Leuven, De Expeditie in Gent, Matterhorn in Antwerpen, of de infrastructuur van Ultima Vez die wordt gedeeld met onder andere Hiatus, Kobalt Works ea.

Ruimte delen kan zelfs in een ruimer netwerk gebeuren. Wie buiten het perk van de kunsten kijkt, vindt mogelijk in scholen technische ateliers of turnzalen die tijdens de weekends en in schoolvakanties vrij zijn. Het kan ook in de omgekeerde richting — op een heel andere manier — waardevol zijn om ruimte te delen. 

Kunstinfrastructuur is inzetbaar voor zoveel mogelijk kunstenaars en voor andere mensen in de omgeving (een amateurgezelschap, een jeugdbeweging, een bejaardenclub etc.). deFENIKS huisvest naast artistieke spelers zoals walpurgis ook burgerinitiatieven en welzijnswerkers. Vooruit stelt op gelijkaardige wijze zijn gebouwen open voor burgerinitiatief Black Speaks Back en media-initiatief Zwijgen is Geen Optie. 

Brede School is een inspirerend model. Het concept verwijst naar een samenwerkingsverband tussen verschillende sectoren die samen werken aan een brede leer- en leefomgeving op school en in de vrije tijd, met als doel maximale ontwikkelingskansen voor alle kinderen en jongeren te genereren. Artistieke huizen kunnen, vanuit het potentieel van hun infrastructuur en hun bredere werking, op deze manier verbindingen aangaan met de samenleving rondom hen en zo nog meer van betekenis zijn.